Omar Raddad vecht al achttien jaar voor rehabilitatie. Op een zondag in de zomer van 1991 werd een werkgeefster van de Marokkaanse tuinman op gruwelijke wijze om het leven gebracht. Een combinatie van messteken en hoofdwonden werd de Française Ghislaine Marchal fataal. Met haar laatste krachten schreef de rijke weduwe met haar eigen bloed de woorden Omar ma tuer op een deur. Iedereen die een beetje heeft opgelet tijdens de Franse les weet dat er een flinke grammaticafout in deze zin schuilt. Raddad was die middag bij een andere opdrachtgever aan het werk, maar bezocht in zijn pauze mevrouw Marchal. Een dag later wordt hij door de politie uit zijn appartement gesleurd en op basis van de aangetroffen tekst al bij voorbaat schuldig bevonden en veroordeeld.
De zaak Omar Raddad en die beruchte zin zorgden voor veel ophef in Frankrijk. Het leek geen donder uit te maken dat de zaak barstte van de onwaarschijnlijkheden en dat Raddad geen enkel motief had. Ook het feit dat een welgestelde Franse dame nooit zon knoeperd van een taalfout zou maken, werd compleet genegeerd. De media en openbaar aanklagers verzonnen de grootste leugens. Omar zou gokverslaafd zijn en naar de hoeren gaan. Het proces kreeg steeds meer racistische trekjes en Raddad moest hoe dan ook veroordeeld worden. Een onopgeloste moordzaak op een rijke mevrouw zou het volk nooit kunnen verkroppen.
Filmmaker en acteur Roschdy Zem besloot voor zijn tweede regieproject feiten en fictie met elkaar te vermengen. Hij bedacht academicus en schrijver Pierre-Emmanuel Vaugrenard, die zich in de zaak Omar Raddad vastbijt. Vaugrenard wil uitdrukkelijk geen tweede Truman Capote zijn als hij zich met zijn assistente tegen de moordzaak aan gaat bemoeien. Pas als Raddad een presidentieel pardon heeft gekregen en Vaugrenards boek in de schappen ligt, ontmoeten de twee elkaar voor het eerst. Zem begint met de rechtszaak uit 1994 die leidde tot Raddads veroordeling. Het vormt de aftrap van Vaugrenards onderzoek naar de ware toedracht. Deze wordt doorsneden met Raddads geschiedenis vanaf het moment van zijn arrestatie.
Zems tweeledige aanpak is ambitieus en gedurfd, maar breekt hem op. Raddads persoonlijke strijd wordt uiteengezet in korte, haastige scènes, waarbij flinke sprongen in de tijd worden gemaakt. De emotionele impact van zijn strijd voor gerechtigheid komt er zo te summier vanaf. Ingrijpende voorvallen als een hongerstaking en een zelfmoordpoging met een ingeslikt scheermesje worden aangestipt, maar verder nauwelijks uitgewerkt. Ook Raddads contact met zijn familie krijgt van Zem niet de verdieping die het verdient. Schrijnend is bijvoorbeeld Raddads zoon die hem na zijn vrijlating aanhaalt als een meneer. Lijnrecht hier tegenover staat Vaugrenards onderzoek naar de ware toedracht. Deze is technisch en gortdroog. Er klopt geen hout van Raddads veroordeling en de gebruikte bewijsvoering. Aangepaste en incorrecte data, missende vingerafdrukken en verdwenen getuigen vliegen je om de oren en lijken enkel een middel om de geestdrift van de schrijver te illustreren.
Omar Ma Tuer, dat is gebaseerd op Raddas autobiografie en een boek over de zaak van auteur Jean-Marie Rouart, hinkt op twee gedachten. De twee verhaal- en tijdslijnen voeren een constante strijd om de aandacht. Waarom Zem het noodzakelijk heeft geacht om het fictieve personage Vaugrenard te introduceren blijft onduidelijk. De persoonlijke impact van het onrecht dat Raddad wordt aangedaan is nog altijd een betere motivatie om zijn levensverhaal te verfilmen dan een microscopische speurtocht naar de ware toedracht ervan. Aan de cast heeft het niet gelegen. Raddad wordt op indringende wijze vertolkt door Sami Bouajila, een gelauwerd acteur die op treffende wijze zowel de verslagenheid als de strijdvaardigheid van zijn personage heeft weten te vangen. Hij wordt gecontrasteerd met het trefzekere spel van Dénis Podalydès, vorig jaar nog te zien als Nicolas Sarkozy in La Conquête.
De zaak Omar Raddad wordt door velen, onder wie regisseur Zem zelf, vergeleken met de Dreyfuss-affaire eind negentiende eeuw. Hierin werd een onschuldige Joodse officier aan de schandpaal genageld. De schrijver Emile Zola, die het publiekelijk voor Dreyfuss opnam, moest het eveneens ontgelden. De parallel tussen de twee zaken maakt pijnlijk duidelijk dat we nog weinig geleerd hebben van de zich alsmaar herhalende geschiedenis. Het is dan ook vurig te hopen dat Raddad snel vrijgepleit wordt. Alle beetjes helpen, zelfs de middelmatige Marokkaanse Oscarinzending Omar Ma Tuer.