Dat een film door de werkelijkheid wordt ingehaald is niet ongebruikelijk. Wanneer een film echter wordt ingehaald door de verfilming van de werkelijkheid is dat niet alleen opvallend, maar bovenal een slecht teken voor de film in kwestie. Tien jaar geleden had je met een formulewerkje als Trouble with the Curve misschien nog redelijk kunnen wegkomen, maar krap een jaar nadat Moneyball overtuigend liet zien hoe de introductie van computers en statistieken een ware revolutie heeft teweeggebracht in de Amerikaanse honkbalwereld, is het verhaal van een honkbalscout die de pensioengerechtigde leeftijd al lang voorbij is en zich uit alle macht verzet tegen vooruitgang en zich vastklampt aan zijn onderbuikgevoel eerder tragisch dan heroïsch. Vooral omdat de film van het laatste uitgaat.
Waar de oude garde van de honkbalwereld in Moneyball nog werd neergezet als een stel fossielen dat veel te lang in oude gewoonten was blijven hangen, daar wordt deze groep in Trouble with the Curve vertegenwoordigd door Gus Lobel, een honkbalscout van de oude stempel. Zijn aversie tegen het gebruik van computers grenst aan het hilarische (tot uiting komend in absurde teksten als: Gaat een computer mij straks ook vertellen wanneer ik aan mijn kont moet krabben?) en met zijn constante gegrom en gemopper mag het haast een wonder heten dat überhaupt nog iemand met hem wil werken. Maar goed, Gus is nu eenmaal de beste in zijn vakgebied, zoals gebruikelijk in dit soort films.
Toch dreigt aan Gus lange loopbaan een einde te komen als blijkt dat de ouderdom zijn gezichtsvermogen flink heeft aangetast. Om zijn werkgever te bewijzen dat hij nog niet met pensioen hoeft, laat Gus zich op pad sturen om een jonge, veelbelovende honkballer enkele weken te volgen om te beoordelen of hij een goede aanwinst zou zijn voor de ploeg. Op dat moment heeft de kijker al een paar keer door de ogen van Gus gekeken en is duidelijk dat hij nagenoeg stekeblind is. Omdat een bevriende collega dat doorheeft vraagt hij Gus dochter Mickey om haar vader te vergezellen. Zij heeft het weliswaar veel te druk met haar baan in de advocatuur en de band met haar vader is ook niet al te best, maar aangezien dit nu eenmaal een feelgoodfilm is, vervoegt ze zich ze toch maar bij haar oudeheer.
Laten we er geen doekjes om winden: Trouble with the Curve is schaamteloos voorspelbaar. Nu hoeft een film daar niet direct om afgeschreven te worden, maar de wijze waarop debuterend regisseur Robert Lorenz te werk gaat, biedt werkelijk geen enkele ruimte voor verrassingen. Naast Gus en zijn dochter wordt namelijk ook de honkballer achter wie zij aan reizen regelmatig prominent in beeld gebracht. Deze scènes laten er geen enkele twijfel over bestaan dat we met een ontzettend rotte appel te maken hebben. Driemaal raden of deze jongeman door Gus wordt gerekruteerd Binnen Gus eigen gelederen is de rolverdeling van held en schurk zo mogelijk nog duidelijker. Gus zelf wordt uiteraard gespeeld door Clint Eastwood en zijn ideologische tegenpool heeft het slijmballengezicht van Matthew Lillard, die zo onsubtiel mogelijk de eikel uithangt.
Om tot zijn clichématige ontknoping te komen moet Trouble with the Curve zich overigens wel regelmatig in wat onlogische bochten wringen. Zo wordt de kijker diverse keren expliciet verteld dat Mickey alles van haar vader heeft geleerd, maar verwijt zij hem ondertussen geregeld dat hij er vroeger nooit voor haar was. Echter, vroeg in de film zien we dat vader en dochter elkaar wekelijks treffen voor een etentje (waar Mickey na twee happen en drie zinnen alweer vertrokken is, zoals dat gaat in dit soort films), dus zo slecht kan hun band toch eigenlijk niet zijn. Overigens gaat Lorenz vooral de fout in door een derde wiel aan de wagen te timmeren in de vorm van Johnny, een voormalige honkballer die ooit door Gus is ontdekt en nu als scout in zijn voetsporen treedt. Vrijwel niets wat dit personage doet en zegt heeft betekenis in het plot.
Maar wat Trouble with the Curve ronduit onvergeeflijk maakt, is dat Clint Eastwood opnieuw wordt opgetrommeld als acteur nadat hij het acteren vier jaar geleden juist definitief vaarwel had gezegd. De laatste keer dat Eastwood op het witte doek te zien was leverde dat misschien geen foutloze film op, maar de zelfbewuste ontwapening van zijn spijkerharde imago en een passende eindscène maakten Gran Torino een perfect slotstuk voor Eastwoods imposante carrière. In acht nemend dat regisseur Lorenz in het verleden actief was als producent en assistent-regisseur bij veel van Eastwoods eigen films kan diens rol in Trouble with the Curve moeilijk als iets anders worden gezien dan een vriendendienst. Maar alle bedoelingen ten spijt had hij in dezen toch beter de eer aan zichzelf kunnen houden. Trouble with the Curve is voor Eastwood simpelweg een film te veel.