De boswandelaars waren nog zó gewaarschuwd: ga niet van het pad af! In het Japanse woud Aokigahara (gelegen aan de voet van de wereldberoemde berg Fuji) kan de geringste dwaling een mens al fataal worden. De lokale folklore schrijft voor dat de yurei, een soort Japanse dwaalgeesten, de bezoekers proberen te verleiden om zelfmoord te plegen. In werkelijkheid liegen de cijfers er niet om: jaarlijks vinden boswachters tientallen mensen die zichzelf hebben verhangen of een overdosis slaappillen hebben ingenomen. Het zelfmoordbos mag sinds enkele jaren ook op de bescheiden aandacht van Hollywood rekenen, overigens met unaniem matige producties als resultaat. De stompzinnige wraakfantasie Forest of the Living Dead en het halfzachte Sea of Trees, dat op het filmfestival van Cannes werd uitgejouwd door pers en publiek, zijn de bekendste voorbeelden die zichzelf de das om deden binnen dit suïcidale subgenre.
De nieuwste toevoeging heet eenvoudigweg The Forest en is niet daadwerkelijk opgenomen in het Japanse zelfmoordbos (vanwege een verbod van de autoriteiten), maar op locatie in Servië. Debuterend regisseur Jason Zada introduceert de Amerikaanse toerist Sara Price (gespeeld door een blonde Natalie Dormer) als een ultra-intuïtieve vrouw die, puur op basis van een vaag onderbuikgevoel en een terloopse hallucinatie, besluit om haar verdwenen tweelingzus Jess (gespeeld door een donkerharige Natalie Dormer) te gaan zoeken in Japan. Die introductie belooft potentieel veel goeds voor wat nog komen gaat, voornamelijk in stijlvormend opzicht. Zada haast zich om onheilspellende strijkers en kindergezang onder de donkerrode openingstitels te plaatsen en maakt gebruik van nauwkeurig gekaderde shots om Tokyo in beeld te brengen.
Allemaal nog best te pruimen, maar The Forest raakt het spoor bijster zodra Sara in contact komt met de lokale bevolking. Werkelijk elke Japanner is bijgelovig, eet zijn voedsel levend op, of is een meisje in schooluniform. Ergerniswekkend is ook de gids annex boswachter die Sara en Aiden (een reisjournalist met ogenschijnlijk dubieuze motieven) tegen wil en dank door het bos moet zien te loodsen. Hoe vaak hij ook herhaalt dat het gevaarlijk is in de bossen van Aokigahara, bij de kijker loopt er geen enkele rilling langs de ruggengraat. Bovendien blijft het wrang dat een in werkelijkheid door tragedies geteisterd gebied wordt uitgebuit voor een dertien-in-een-dozijn-schrikfestijn met spookkinderen.
Zada probeert dit te ondervangen met een klungelig ingelast pseudodrama, dat nauwelijks indruk weet te maken en al vroeg in de film verraadt waar de finale op uit zal draaien. Zelfs voor de doorgewinterde horrorliefhebber valt er maar bar weinig te halen bij het magere en rammelende plot. En dan dat laatste shot. Een ijzingwekkende schreeuw, waarna wordt weggesneden naar de aftiteling, begeleid door beukende heavy metal clichématiger en creatief armoediger vind je ze niet in het horrorgenre. Een wandeling op zondagmiddag in het stadspark is griezeliger.