Wim Wenders maakte ooit Paris, Texas, dat hij filmde in het westen van de Verenigde Staten. Nu keert Wenders terug naar dit landschap, om net als destijds een script van Sam Shepard te verfilmen, die overigens nu ook de hoofdrol mag vertolken. In dit verhaal gaat een man eveneens schijnbaar zonder reden de woestijn in, en ook deze man heeft verbroken familierelaties waar hij uiteindelijk achterheen gaat. Maar daar houden de overeenkomsten eigenlijk wel op. Daar waar Paris, Texas diepgang bevatte en sympathie opwekte, blijft Wenders nieuwste vooral aan de oppervlakte en afstandelijk.
Shepard speelt in de verfilming van zijn eigen script de rol van Howard Spence, een verlopen westernacteur die op een ochtend besluit van een filmset in Utah te verdwijnen zonder een spoor achter te laten. Te paard, te voet en met de auto zwerft hij een paar dagen doelloos rond, waarna hij op de bus stapt om zijn moeder op te zoeken. Ondertussen wordt hij achtervolgd door ene Sutter, van de filmmaatschappij die hem terug op de set wil. Howards moeder vertelt hem dat hij ergens zonder het te weten een kind heeft, dat nu rond de dertig jaar oud zal zijn. Howard gaat op zoek naar de vrouw die hij ooit onbewust zwanger heeft achtergelaten, en naar haar kind.
Het grootste probleem van Dont Come Knocking is dat Wenders er niet in slaagt sympathie op te wekken voor de personages. Howard wordt dan nog wel sympathiek neergezet door Shepard, maar het wordt geen moment duidelijk wat zijn motivaties zijn, en eigenlijk blijft hij de hele film een beetje een leeg vat. Hierdoor wordt het gaandeweg steeds moeilijker om met hem mee te leven. Als Wenders dan aan het eind er een aantal emotionele confrontaties tegenaan gooit, tussen Howard en de vrouw die hij achterliet, en tussen hem en zijn kinderen die hij net heeft leren kennen, komen deze voornamelijk als hol, geforceerd en overbodig over. Hoe goed Jessica Lange dan ook acteert tijdens zon ruzie, het heeft geen enkel effect. Sarah Polley speelt een al helemaal bevreemdende rol, die slechts als curiositeit interessant is. Tim Roth heeft wel een aardige rol als mr. Sutter, die nog voor wat humor zorgt ook. Zijn pure Engelsman is al een komische vreemde in dit zogenaamd wilde westen, en dan is hij ook nog het soort man dat ingewikkelde vragen stelt over de aardappelen op het menu in een klein café, om vervolgens alleen thee te bestellen.
De immens weidse landschappen zijn wél prachtig in beeld gebracht, en ook in de steden zijn er heel wat mooie plaatjes gemaakt. Deze fantastische beelden vullen de emotionele leegte niet op, maar in combinatie met de sporadische muziek wordt er wel een heerlijk sfeertje gecreëerd. Helaas is het verhaal bij lange na niet van hetzelfde niveau. Tot op ongeveer tweederde van de film voert die sfeer de boventoon en is Dont Come Knocking nog goed te genieten, maar zodra de niet overtuigende emoties de overhand krijgen zakt deze als een pudding in elkaar. Dat geeft de indruk dat een Wenders in vorm hier misschien een goede film van had kunnen maken, maar dat is hem nu niet gelukt.