"Eenzaamheid volgt mij al mijn hele leven. Overal. Er is geen ontsnapping. Ik ben Gods eenzame man." Dat schreef Paul Schrader in één van zijn eerste scripts, voor Taxi Driver. Aan dit thema kon hij nooit ontsnappen, en ook The Card Counter gaat over zo'n eenzame man.
Paul Schrader is voor velen nog altijd voornamelijk de schrijver van Martin Scorseses Taxi Driver, Raging Bull, The Last Temptation of Christ en Bringing Out The Dead. Maar al sinds 1978 regisseert hij zelf ook films, zoals American Gigolo, Mishima: A Life in Four Chapters en recentelijker First Reformed.
The Card Counter is alweer zijn negentiende film, en vormt met First Reformed een soort renaissance van zijn carrière, die nogal in het slop was geraakt met beruchte flops zoals The Canyons en Dying of the Light (waar de studio zich zo erg mee bemoeide dat Schrader en de cast actief campagne voerden tegen de film).
The Card Counter is een typische Schrader-film, waarin hij je met aandacht voor detail en sfeer langzaam in de wereld en het hoofd kruipt van een eenzame man, die worstelt met zonde, schuld en boetedoening. Die snakt naar vergiffenis. Maar verdient hij dat wel? In The Card Counter heet hij William Tell (niet zijn echte naam), een man die nogal wat op zijn kerfstok heeft om zich schuldig te voelen.
Hij is The Card Counter en brengt zijn dagen door met het spelen van blackjack en poker in tweede- en derderangscasino's, regelmatig ook in slecht verlichte, niet al te schone zaaltjes. Dankzij zijn spelinzicht en vaardigheid met kaarten tellen wint hij net genoeg om van te leven, maar niet teveel, zodat casino's hem zijn gang laten gaan en hij niet opvalt. Hij heeft dit geleerd tijdens een gevangenisstraf van acht jaar, die hij uitzat voor zijn aandeel in de misstanden en martelingen tijdens de Irakoorlog in de Amerikaanse militaire gevangenis Abu Ghraib.
William Tells zonde is daarmee ook een symbool voor een collectieve Amerikaanse zonde op het wereldtoneel (net zoals First Reformed ging over de gezamenlijke zonde van de opwarming van de aarde). Niet dat hij zich daarachter verschuilt om zichzelf absolutie te geven, integendeel. Hij leeft zijn leven als een soort monnik, maar dan een die zich onderhoudt met het kaartspel, als een voortzetting van zijn boetedoening - zijn gevangenisstraf was niet genoeg naar zijn gevoel.
Een eentonig, eenzaam bestaan dat bestaat uit een helse herhaling van handelen. Acht tot tien uur kaarten per dag en niets anders. Tell heeft als het ware een nieuwe gevangenis voor zichzelf gecreëerd, waar niemand behalve hijzelf zich uit kan bevrijden. Emoties zijn niet tot nauwelijks toegestaan, omdat die ondraaglijk zijn. Tegelijk maakt hem dat tot een uitstekende pokerspeler, zijn pokerface is perfect.
William Tell is misschien wel de beste rol ooit van Oscar Isaac, juist doordat hij hem heel minimalistisch speelt. Met hulp van de pulserende muziek en de haast sensuele close-ups van details, zuigt hij je in zijn verhaal: wat beweegt (of juist niet) deze man? Hoewel Tiffanny Haddish en Tye Sheridan op zichzelf prima acteren, zitten ze niet op dezelfde golflengte als Isaac. Daardoor ontstaat er helaas weinig chemie tussen de drie.
Net als in eerdere Schrader-films doemt er toch een pad naar verlossing en vergiffenis voor Tell op, in de vorm van een jong persoon. Dat is Cirk, de zoon van één van zijn collega's in Abu Ghraib, die thuiskwam als gewelddadige vader die zelfmoord pleegde, en La Linda, een manager van professionele gokkers. Cirk wil wraak nemen voor wat Abu Ghraib met zijn vader deed, door de man te vermoorden die zijn vader en William Tell trainde hoe te martelen. Deze meerdere werd niet gestraft, alleen de soldaten op de beruchte foto's van toen werden vervolgd.
Als het William Tell lukt om Cirk niet in eenzelfde spiraal van geweld en schuld te laten belanden, en de vergiffenis en liefde van La Linda kan krijgen, verdient hij het dan toch om te leven? Is zijn zonde überhaupt ooit te vergeven? Of die van Amerika (de zonde van Abu Ghraib, maar ook van de Irak-oorlog als geheel)? Is deze schuld wel te absolveren? Zo niet, is zonder vergiffenis en hoop het leven nog wel mogelijk?
Schrader roept deze vragen op, maar beantwoordt ze minimaal. Liever laat hij dat over aan de gedachten en ideeën van de kijker. Hij roept dezelfde ambiguïteit op als in First Reformed maar eigenlijk ook al in Taxi Driver door het verhaal op een voor hem typische (door de Franse klassieker Pickpocket geïnspireerde) manier af te wikkelen. Desalniettemin is het einde - in het bijzonder het laatste beeld - onverwacht ontroerend.