Er is een interessante dualiteit aan hotels. Ze zijn er namelijk op ingericht de mensen die er verblijven het gevoel te geven alsof ze er thuis zijn, maar dat gebeurt door alles zo vlak mogelijk te houden. Dat betekent geen bijzondere meubels of aparte kunst aan de muur, maar vooral een zeer grote mate van privacy. Verblijvend in een stad waar je niemand kent, hoef je als hotelgast enkel te spreken met de receptionist (bij het in- en uitchecken) en voor de rest ben je een geheel anoniem individu. Zodra je als onbeschreven blad de hotelkamer hebt verlaten, wordt deze opgeruimd en schoongemaakt alsof er nooit iemand is geweest. Het is deze tendens waar het gepast getitelde Hotell (in het Zweeds komt er een extra l bij) op inspeelt.
Bevallingen worden in films doorgaans getoond als situaties die weliswaar fysiek intens en emotioneel geladen zijn, maar altijd van korte duur en volledig de moeite waard; de pijn is direct vergeten zodra het kindje te zien is. De extreem zware, langdurige en uitputtende gevallen zien we niet zo vaak. Hotell doet dat wel, met een scène die haast de indruk wekt dat de aanstaande moeder een verkrachting ondergaat. Dit is een geboorte die niet aangenaam verloopt, maar de nasleep is misschien nog wel erger: het pasgeboren kind vertoont tekenen van verstikking, waardoor het mogelijk hersenletsel heeft opgelopen. De baby moet daarom voor observatie en herstel in het ziekenhuis blijven en de verse moeder mag met een postpartumdepressie naar huis. Nee, geen postnatale depressie. Die term impliceert namelijk dat niet de moeder maar de baby depressief is.
De traumatische gebeurtenis past niet in het fijne leven dat de succesvolle twintiger Erika gewend is. Haar lieve man, goede baan en mooie huis ten spijt, vervalt ze in een staat van apathie. Ze weigert haar kind op te zoeken en tijdens de groepstherapie die ze ondergaat, luistert ze vooral zwijgzaam naar de problemen van anderen. Tot zover wijkt de film nauwelijks af van De Gelukkige Huisvrouw, maar na een halfuur neemt het verhaal een interessante wending. In een zeldzaam moment van spraakzaamheid vertelt Erika over een vrouw over wie ze gelezen heeft die zonder moeite kan schakelen tussen emoties. Haar omschrijving van het innerlijk als een hotel waar in elke kamer een emotie huist, wordt door enkele groepsgenoten iets te letterlijk opgevat. Ze willen allemaal losbreken van hun bekende leven en persoonlijkheid, dus lijkt het niet onredelijk daarmee een begin te maken in een anonieme hotelkamer.
Vol goede moed checkt het vijftal in bij een hotel, waar ze hun eigen vorm van therapie creëeren. Daarin krijgt iedereen de tijd en gelegenheid om zijn eigen fantasie te delen en zo mogelijk te realiseren. Na een overnachting checkt het gezelschap weer uit om de speelse therapie onder hernieuwde anonimiteit in een ander hotel voort te zetten. Erikas vier metgezellen lijken hier aanvankelijk veel baat bij te hebben, maar haar eigen problemen zitten waarschijnlijk net iets te diep. Pas wanneer de situatie begint te ontsporen en sommigen zich steeds meer overgeven aan gekte, beginnen Erikas moederinstincten zich eindelijk te openbaren.
Regisseur-scenarist Lisa Langseth start haar film net zo zelfverzekerd als de vijf therapiegenoten aan hun hotelsessies beginnen, maar raakt helaas ook net zo snel het spoor bijster. Al gauw blijkt dat ze voor de problemen van haar personages geen oplossingen heeft, maar voor een enkeling wil ze wel een oppervlakkig zoethoudertje bedenken. Een vrouw op leeftijd die verstikt wordt door eenzaamheid? De remedie is simpel: gewoon met een jongere getrouwde man voor een vluggertje het toilet induiken. De scène waarin dit tafereel zich voltrekt wordt gebracht alsof het komedie is (vrouw en kinderen moeten natuurlijk op hilarische wijze worden afgeleid), maar de tragiek van de situatie blijft jammerlijk onderbelicht. Het pakt gelukkig beter uit bij twee groepsgenoten, wier opbloeiende romance ten prooi valt aan een onverwachte wending.
In de tweede helft verzandt de film meer en meer in een aaneenschakeling van scènes waarin de personages maar wat aanrommelen. Soms leidt dat ergens toe, maar meestal zorgt het enkel voor een nodeloze verergering van de situatie. Dat resulteert er weliswaar in dat de personages worden geconfronteerd met hun eigen tekortkomingen, maar nooit zien we ze er iets van leren. Dat geldt helaas nog wel het meest voor Erika, die eerst lange tijd schandalig weinig te doen krijgt om in de slotakte ineens vanuit het niets stevig in haar eigen problemen te gaan zitten poken. Helaas zonder interessante slotsom; de enige les die ze lijkt te leren is dat apathie te prefereren valt boven gekte. Zie het vele malen interessantere Hesher van enkele jaren terug voor een pleidooi van het tegenovergestelde.