Les Enfants du Paradis
Recensie

Les Enfants du Paradis (1945)

Deze Franse klassieker werd gemaakt tijdens de Tweede Wereldoorlog en is nog steeds een onderhoudende, meeslepende ervaring. De rol van de vrouw is zeer achterhaald.

in Recensies
Leestijd: 4 min 15 sec
Regie: Marcel Carné | Cast: Arletty (Garance), Jean-Louis Barrault (Baptiste Debureau), Pierre Brasseur (Frédérick Lemaître), Marcel Herrand (Pierre-François Lacenaire), Louis Salou (Graaf Édouard de Montray), Pierre Renoir (Jéricho), María Casared (Nathalie), Marcel Pérès (theaterdirecteur), e.a. | Speelduur: 301 minuten | Jaar: 1945

De mooie artieste en toneelspeelster Garance heeft er haast een dagtaak aan om de kerels van zich af te slaan. Ze hoeft maar met haar mysterieuze donkere ogen te knipperen of ze heeft aandacht van mannelijke aanbidders. Garance heeft dan ook heel wat de stellen met vier mannen die haar het hof willen maken. Allereerst is er de timide en gevoelige mimespeler Baptiste die net als Garance in het Parijse Funambules-theater op het podium klimt. Door zijn terughoudendheid en aarzelende gedrag laat hij zijn kans schieten om het met Garance aan te leggen, zelfs wanneer hij haar onderdak verschaft. Dan is er nog de arrogante womanizer Lemaître, een zelfverzekerde acteur met gladde praatjes en vervelende versierbabbels die het liefst Othello zou spelen. Helemaal een aparte is de crimineel Lacenaire die het zelfs voor elkaar krijgt om Garance te laten beschuldigen van en diefstal en moord die hij zelf gepleegd heeft. Tot slot hebben we nog de rijke aristocraat Graaf De Montray, die Garance opzoekt in de kleedkamer, haar eveneens bewondert en wel eens dé uitweg voor al haar ellende zou kunnen zijn.

Het Franse meesterwerk Les Enfants du Paradis van Marcel Carné werd geproduceerd tijdens de Duitse bezetting in de Tweede Wereldoorlog. Het kan haast niet anders of de gruwelen en weerslag van de oorlog zijn terug te vinden in dit meeslepende drama dat door Franse critici werd uitgeroepen tot de beste Franse film ooit. In tijden van wanhoop en angst viert het entertainment hoogtij. Dat zagen we al tijdens de beurscrash in de jaren dertig van de vorige eeuw, maar ook zeker in dit haast soapachtige periodestuk. Carné presenteert een verhaal over een schijnbaar zelfverzekerde vrouw, haar lef en charisma en haar vele bewonderaars die er geen doekjes om winden dat ze haar wel zien zitten. Maar de in 1996 naar de eeuwige jachtvelden vertrokken regisseur, die zijn magnum opus laat afspelen in de jaren twintig en dertig van de negentiende eeuw, laat ook theaterscènes integraal zien en verweeft deze met de verwikkelingen die Garance en ‘haar’ mannen doormaken. Soms zijn woorden niet genoeg en de regels van het theater dicteren dat er niet mag worden gesproken, maar enkel worden gebaard. De eigenaar vreest de toorn van het serieuze theater verderop en deelt aan de lopende band straffen uit zodra er ook maar een keel wordt geschraapt op zijn podium.

De titel van Carnés ruim drie uur klokkende epos is verraderlijk. 'Le Paradis' (het paradijs) was namelijk de benaming voor de goedkope rotplekken in de nok van het theater waar het gewone volk kwam voor vertier en om de dagelijkse beslommeringen achter zich te kunnen laten. De spelers die ze aanschouwden waren de goden en godinnen die feilloos de emoties wisten te vertolken waar hun toeschouwers mee worstelden en die ze maar moeizaam konden uiten. Voorzichtig en subtiel laat Carné hiermee ook het verschil in standen doorsijpelen, al is dit verschil niet enkel sociaal of economisch van aard. De rol van Garance is een stuk diffuser. Carné probeert haar een grote mate van autonomie mee te geven maar weet niet te vermijden dat hij zijn hoofdpersonage voor een groot deel afhankelijk maakt van de vele mannen die haar willen plezieren. De rol van de vrouw in Les Enfants du Paradis is dan ook uitermate ingewikkeld en sterk gedateerd.

Weliswaar is het verhaal gesitueerd in een milieu van een dikke eeuw eerder, de kritiek op Garance van buitenstaanders is niet mals. Ze zal haar positie wel te danken hebben aan het verkopen van haar lichaam, zo wordt geïnsinueerd. Carné introduceert zijn muze dan ook als kermisattractie die betaald wordt voor het tonen van haar schoonheid. Tegelijkertijd maakt ze wel haar eigen keuzes, al dwingen de omstandigheden en het handelen van de kerels haar wel een bepaalde richting op. Ook duurt het opvallend lang voor Garance echt de ruimte krijgt en haar personage wordt uitgediept. In aanvang opereert ze vooral als figurante, wat ook sterk geldt voor het tweede deel dat wordt gedomineerd door mannetjesputters die duelleren en debatteren.

Carné baseerde de mannenrollen op bestaande figuren, wat zijn opzwepende drama extra cachet geeft. Les Enfants du Paradis moest een antwoord zijn op kaskraker Gone With the Wind. Dat is toch wel een tikkeltje te hoog gegrepen, al is het maar omdat qua tijdsbeeld en setting de massaproductie van Victor Fleming veel meer tot de verbeelding spreekt. De in twee delen opgedeelde productie mag dan ruim drie uur van je agenda afblokken, het is zeker geen verspeelde tijd. De dialogen zijn onderhoudend en variëren van terloops tot dramatisch complex en van klef tot filosofisch. De Franse actrice Arletty (die eigenlijk Léonie Bathiat heette) weet gaandeweg de aandacht naar zich toe te trekken en is een zeventig jaar later nog steeds betoverende verschijning. Filminstituut EYE brengt deze zwart-witklassieker uit in een gerestaureerde versie.