Filmtotaal Recensie
Regie: Marcel Carné | Cast: Arletty (Garance), Jean-Louis Barrault (Baptiste Debureau), Pierre Brasseur (Frédérick Lemaître), Marcel Herrand (Pierre-François Lacenaire), Louis Salou (Graaf Édouard de Montray), Pierre Renoir (Jéricho), María Casared (Nathalie), Marcel Pérès (theaterdirecteur), e.a. | Speelduur: 301 minuten | Jaar: 1945
De mooie artieste en toneelspeelster Garance heeft er haast een dagtaak aan om de kerels van zich af te slaan. Ze hoeft maar met haar mysterieuze donkere ogen te knipperen of ze heeft aandacht van mannelijke aanbidders. Garance heeft dan ook heel wat de stellen met vier mannen die haar het hof willen maken. Allereerst is er de timide en gevoelige mimespeler Baptiste die net als Garance in het Parijse Funambules-theater op het podium klimt. Door zijn terughoudendheid en aarzelende gedrag laat hij zijn kans schieten om het met Garance aan te leggen, zelfs wanneer hij haar onderdak verschaft. Dan is er nog de arrogante womanizer Lemaître, een zelfverzekerde acteur met gladde praatjes en vervelende versierbabbels die het liefst Othello zou spelen. Helemaal een aparte is de crimineel Lacenaire die het zelfs voor elkaar krijgt om Garance te laten beschuldigen van en diefstal en moord die hij zelf gepleegd heeft. Tot slot hebben we nog de rijke aristocraat Graaf De Montray, die Garance opzoekt in de kleedkamer, haar eveneens bewondert en wel eens dé uitweg voor al haar ellende zou kunnen zijn.
Het Franse meesterwerk Les Enfants du Paradis van Marcel Carné werd geproduceerd tijdens de Duitse bezetting in de Tweede Wereldoorlog. Het kan haast niet anders of de gruwelen en weerslag van de oorlog zijn terug te vinden in dit meeslepende drama dat door Franse critici werd uitgeroepen tot de beste Franse film ooit. In tijden van wanhoop en angst viert het entertainment hoogtij. Dat zagen we al tijdens de beurscrash in de jaren dertig van de vorige eeuw, maar ook zeker in dit haast soapachtige periodestuk. Carné presenteert een verhaal over een schijnbaar zelfverzekerde vrouw, haar lef en charisma en haar vele bewonderaars die er geen doekjes om winden dat ze haar wel zien zitten. Maar de in 1996 naar de eeuwige jachtvelden vertrokken regisseur, die zijn magnum opus laat afspelen in de jaren twintig en dertig van de negentiende eeuw, laat ook theaterscènes integraal zien en verweeft deze met de verwikkelingen die Garance en haar mannen doormaken. Soms zijn woorden niet genoeg en de regels van het theater dicteren dat er niet mag worden gesproken, maar enkel worden gebaard. De eigenaar vreest de toorn van het serieuze theater verderop en deelt aan de lopende band straffen uit zodra er ook maar een keel wordt geschraapt op zijn podium.