India kent zo'n veertig miljoen arbeidskrachten die werkzaam zijn in de huishoudindustrie. Voor een hongerloontje zorgen deze mensen, voornamelijk vrouwen, voor de luxe onderkomens van families uit de hogere kasten van de samenleving. Zelf moeten de werkers het zien te redden onder de vaak erbarmelijke levensomstandigheden die hun werkgevers hen te bieden hebben, zonder recht te hebben op vanzelfsprekende sociale voorzieningen. Een situatie die neigt naar moderne slavernij, aldus regisseur Rohena Gera, die de omgangsnormen tussen arm en rijk in haar vaderland tevens vergelijkt met de Amerikaanse rassensegregatie uit de jaren vijftig.
Met zulke gepeperde uitspraken zou je van Gera's speelfilmdebuut Sir, dat eerder dit jaar meedraaide op het filmfestival van Cannes, een fikse aanklacht verwachten. Het tegendeel blijkt waar. In hetzelfde 'director's statement' geeft ze namelijk aan te hopen dat de liefde tussen de twee hoofdpersonages van de film alle lagen van de bevolking aan kan spreken, en op positieve wijze bij zal dragen in het wegnemen van de heersende vooroordelen tussen beide groepen.
In dat opzicht is het prettig dat de twee centrale personages wat meer zijn uitgediept dan twee lukrake tortelduifjes uit een gemiddelde romkom. Plattelandsmeisje Ratna droomt van een leven als kledingontwerpster, maar is min of meer onzichtbaar geworden voor haar omgeving nadat ze op jonge leeftijd al weduwe werd. Om de opleiding van haar zusje te bekostigen werkt ze als huishoudster voor stadsjongen Ashwin, die op zijn beurt weer zijn eigen problemen kent: de jonge schrijver verhuisde terug van New York naar Mumbai nadat hij zijn bruid vlak voor het huwelijk de bons gaf - tot grote onvrede van zijn ouders. Zonder het te weten kampen beide personages met dezelfde wens: streven naar onafhankelijkheid in een maatschappij waar je plekje al vanaf je geboorte bepaald lijkt te zijn.
Het is een vraagstuk waarmee Gera als vrouwelijk filmmaakster binnen een door mannen gedomineerde industrie maar al te bekend is. Eerder maakte zij op eigen houtje met What's Love Got to Do With It? een documentaire over gearrangeerde huwelijken in India, en ook nu weet ze voldoende interessante thema's over liefde, klassenverschillen en het ontworstelen van strikte waarden en normen aan te snijden. Het verpakken van al deze opvattingen op een manier die ook in dramatiseerde vorm een soepele kijkervaring oplevert, blijkt echter een stuk lastiger.
Gera's grootste struikelblok is haar vermoeiende eigenschap om haast ieder detail van het dagelijks leven van de personages expliciet te willen laten zien of uit te (laten) leggen. Van een hele waslijst aan huishoudelijke taakjes of boodschappen, tot zelfs een flashback naar een situatie die even daarvoor al letterlijk beschreven werd - een groot deel van wat we te zien krijgen voelt als opvulling die makkelijk weggesneden had kunnen worden. Bovendien laat de vertelstructuur aan variatie en inventiviteit nog wat te wensen over. Zo krijgen we bijvoorbeeld in korte tijd drie keer min of meer dezelfde scène te zien waarin Ashwin bij thuiskomst een biertje uit de koelkast haalt en een kort gesprekje aanknoopt met Ratna die in de keuken staat te koken.
Wellicht een stilistische keuze van de filmmaakster om de dagelijkse sleur van Ratna's taken als huishoudster te verbeelden, maar het zorgt er wel voor dat de speelduur van nog geen honderd minuten haast als het dubbele aan gaat voelen, zeker wanneer in de tussentijd maar weinig voortgang zit in de relatie tussen de twee hoofdrolspelers. Dat de film een lange aanloop neemt tot de romance is in principe niet erg. Zo zijn er aan het aangaan van een relatie in India vaak een stuk meer regels verbonden dan we in het Westen gewend zijn, en daarnaast hoeft ook niet elke vorm van romantiek een hartstochtelijke kus of liefdesverklaring te zijn. Er zijn immers genoeg voorbeelden die aantonen dat een vluchtige blik of een subtiel gebaar soms meer over kunnen brengen dan Hugh Grant in een minutenlange monoloog.
En dit is waarschijnlijk waar de schoen het meest begint te wringen. Wanneer de eerste romantische gestes zich dan eindelijk aandienen, komen ze vaker in materiële dan emotionele vorm. Net als die lange opbouw is dit wellicht ook een kenmerk dat bij de cultuur komt kijken, maar in het licht van Gera's eerdere uitspraken over de soms mensonterende leefomstandigheden voor de Indiase huishoudsters voelen ze toch enigszins ongemakkelijk. Bovendien wordt Ashwin naarmate de film vordert steeds meer afgeschilderd als een haast ongeloofwaardige 'Mr. Right', waarmee het klassenverschil eerder geromantiseerd dan bekritiseerd dreigt te worden.
Dat laatste kritiekpuntje wordt gelukkig nog een klein beetje rechtgezet dankzij de sympathieke vertolkingen en interessante laatste akte. Hoewel de finale na al dat draaien om de hete brij wat gehaast aanvoelt, toont Gera op treffende wijze aan dat de barrières binnen het zo vervloekte kastensysteem te diep geworteld zijn om simpelweg met geld op te kunnen lossen. Anderzijds is het des te meer een gemis dat ze haar genuanceerde opvattingen en dito karakters niet in een boeiendere vertelstructuur heeft weten te gieten.