De nieuwe rekruut Andrew Briggman, een interessante vervolgstap van tieneracteur Nat Wolff, leidt ons een welbekende, maar nog altijd onwerkelijke wereld in. De wereld van bepantserde legervoertuigen in opwaaiend woestijnzand en van patrouilles tussen langbebaarde en in gewaden gehulde dorpelingen. De wereld die we sinds de Eerste Golfoorlog als 'ons' strijdtoneel herkennen. Zodra in de openingsscène de eerste bermbom afgaat, raken we verlekkerd door herinneringen aan The Hurt Locker en gaan we er nog eens goed voor zitten. Kom op maar op met die oorlogsfilm.
Filmmaker Dan Krauss blijkt echter een andere agenda te hebben. In 2013 maakte hij reeds een documentaire met dezelfde titel: The Kill Team. Als Oscargenomineerde documentairemaker stortte hij zich op de voor drie moorden veroordeelde Amerikaanse soldaten. Vijf infanteristen schoten tijdens hun Afghanistan-missie onschuldige burgers af alsof het een sport betrof. De jonge jongens jaagden op hun islamitische prooi, namen foto's en bewaarden lichaamsdelen als trofee. Krauss' negenzeventig minuten durende documentaire deed echter lang niet zoveel stof opwaaien als de 'grisly atrocities' (The New York Times) dat zelf al deden in 2010 - een tweede Oscarnominatie liet nog even op zich wachten.
Zonder te speculeren naar wat Krauss heeft bewogen deze documentaire nog eens dunnetjes over te doen, maar dan met gerenommeerde acteurs en geënsceneerde beelden van zand en baarden, kan niet ontkend worden dat zijn missie dezelfde is als in 2013. Hij wil een slachtofferfilm maken; niet over de wreed en wellustig afgeknalde Afghanen, maar over de jonge rekruten die vanaf het moment dat ze zich aanmelden onderdrukt worden door een zwaar hiërarchisch, scheefgegroeid en van macht doordrongen Amerikaans legersysteem. Krauss breekt voor de tweede maal in een korte tijd een lans voor de kwetsbare jochies die eenmaal in oorlogsgebied monsters bleken.
Maar Dan Krauss komt van een journalistiekopleiding, niet van een filmacademie. Dat hier een journalist een speelfilm aan het maken is, klinkt misschien nog wel het helderst door in de rol van soldaat Briggman. De nieuwkomer op de Afghaanse basis is allesbehalve meegaand. Niet alleen neemt hij onwelwillend deel aan de moordpartijen, maar hij verraadt ook zijn medesoldaten via e-mail aan zijn ouders en speurt in de barak van zijn meerdere, de moorddadige sergeant Deeks, naar bewijzen voor oorlogsmisdaden. Hij gedraagt zich meer als één van de jonge onderzoekshonden in All the President's Men dan als de achter elke bal aanrennende, narcistische wolfsroedel uit Generation Kill.
Het vervelende aan The Kill Team is niet dat hij slecht is, want dat is absoluut niet zo. Je raakt gaandeweg daadwerkelijk betrokken bij de tot wrede daden gedwongen Briggman. De geïntimideerde jongen levert invoelbaar bewijs van hoe je met goede bedoelingen niet ver komt in een oorlog. Nee, het vervelende aan The Kill Team is dat je pas na zestig van de dit keer negenentachtig minuten definitief doorhebt dat diezelfde Briggman niet op het witte doek is neergezet om jou een in je stoel gedrukte, met granaatscherven om je oren vliegende oorlogsavond te bieden. The Kill Team blijkt niet een matig spannende oorlogsfilm te zijn, maar een niet eens veel spannendere klokkenluidersfilm. Als held Briggman en slechterik Deeks uiteindelijk in een arrestantenbusje tegenover elkaar plaatsnemen en het goede het goede blijft, valt de gedachte niet te onderdrukken dat Krauss beter kan blijven doen waar hij goed in is: documentaires maken.