Het gezegde dat misdaad niet loont, lijkt in strijd met de vele films die laten zien dat er een aardige cent mee te verdienen valt. Immers, zo lang je de juiste mensen te vriend houdt, hoeft justitiële vervolging geen belemmering te zijn. Dat bleek vorig jaar nog uit de Whitey Bulger-biopic Black Mass en dit gegeven komt ook om de hoek kijken in het eveneens op ware gebeurtenissen gebaseerde El Clan. Centraal staat de familie Puccio, die in het Argentinië van de jaren tachtig (tijdens de nadagen van de militaire dicatuur en de dageraad van de democratie) zijn geld verdiende met het ontvoeren van mensen uit rijke families. Helaas voor laatstgenoemden was betaling van het losgeld geen garantie levend te worden vrijgelaten.
De reden daarvoor wordt in de film nooit expliciet gegeven, maar laat zich eenvoudig raden. De ontvoerden werden namelijk niet opgesloten in een afgelegen loods of blokhut, maar in het huis waar de familie zelf ook woonde. Dit opvallende gegeven bepaalt grotendeels de opzet van El Clan: meer familiedrama dan misdaadthriller. Zodoende wordt aangevangen met een familieschets en pas na enige tijd prijsgegeven dat de Puccios op ongebruikelijke wijze de kost verdienen. Vader Arquímedes beschouwt de ontvoeringen simpelweg als zijn familiebedrijf waarin hij de scepter zwaait en zoons Alejandro en Maguila zich naar zijn wensen dienen te schikken. Dus wanneer de pater familias zijn oog heeft laten vallen op een welgestelde jongeman uit Alejandros rugbyteam, draagt laatstgenoemde zonder morren zijn steentje bij tijdens diens brute ontvoering.
De verdere afhandeling hiervan wordt weliswaar geregeld door zijn vader, maar gedurende die weken mag Alejandro wel steeds voor zijn teamleden onschuld en verbijstering veinzen wanneer hij wordt geïnformeerd over het schokkende nieuws omtrent de vermiste medespeler. Maakt dat hem een medeplichtige crimineel of een trouwe zoon die zijn vader de loyaliteit betoont die van hem wordt verwacht? Regisseur Guillermo Francella laat het antwoord wijselijk in het midden. In zijn beelden verschuift hij regelmatig de focus van de voorgrond naar de achtergrond (en weer terug), wat de indruk versterkt dat ook de familieleden af en toe niet goed meer weten waar ze nou eigenlijk staan.
Dergelijke twijfel is bij Arquímedes niet te vinden; die gaat vol vertrouwen te werk. Dit had gemakkelijk kunnen resulteren in een plat personage, maar vertolker Guillermo Francella weet een overtuigende balans te vinden tussen harteloze misdadiger en warme familieman. Toch mist er iets, namelijk de rol die er tussenin zit: die van ietwat argeloze sukkelaar. Familiebedrijf of niet, meermaals ogen de ontvoeringen vooral als een tamelijk knullige bezigheid. Op hoge leeftijd aan de lopende band mensen ontvoeren en ze in je eigen kelder opsluiten, heeft iets aandoenlijks. Als een uit de hand gelopen hobby die niemand serieus kan nemen, maar toch te lucratief is om mee te stoppen. Arquímedes wordt weliswaar van hogerhand beschermd, maar dat neemt niet weg dat hij een enorm bord voor zijn kop heeft.
Helaas lijkt Francella dit nauwelijks door te hebben en zet hij in op een vrij serieuze misdaadfilm, waarin hij de mogelijkheden voor relativering links laat liggen. Wat natuurlijk niet helpt, is dat hij qua stijl en toon opzichtig leentjebuur speelt bij de misdaadfilms van Martin Scorsese. Zo lijkt de scène waarin iemand onverwacht door zijn achterhoofd wordt geschoten, waarna de daarvoor nog op de achtergrond spelende rockmuziek zich ineens naar de voorgrond dringt, schaamteloos te zijn overgenomen uit GoodFellas of Casino. Echter, bij die Scorsese-films stonden dergelijke momenten in dienst van een groter geheel: een leefstijl waarin dergelijke onhandige afrekeningen er nu eenmaal bij hoorden. Bij El Clan dringt zich eerder de vraag op waarom dit gestuntel nog niet eerder heeft plaatsgevonden. De vervolgvraag wordt op zeker punt letterlijk gesteld door de jongste zoon uit het gezin: hoe lang nog voor ze worden opgepakt?