De bekendste uitspraak van de Franse filosoof René Descartes was "Ik denk, dus ik besta". Deze gedachte kwam op in de Verlichting, waarin de menselijke ratio boven alles prevaleerde en een veel betere gids in het dagelijkse leven vormde dan het gevoel. Maar emoties zijn niet simpelweg uit te schakelen. Sinds de wetenschappelijke psychoanalyse is "Ik voel, dus ik besta" een net zo gerechtvaardigd uitgangspunt. Hart en hoofd kunnen niet zonder elkaar. Voor de New Yorkse twintiger James White ligt zowel het gevoelsleven als zijn verstand stil. James wordt geleefd en misschien wel het meest door zichzelf. Het is een jongeman zonder richting, zonder doel. Ook al kan James bogen op een hechte band met zijn moeder en fijne vrienden, zij geven hem niet de schop onder zijn kont die hij zo ongelooflijk nodig heeft. Als James vader, van wie hij vervreemd is, komt te overlijden begint ook dit besef bij hem door te sijpelen.
James heeft een moeder die herstellende is van kanker en in officieel gezelschap nog steeds een pruik draagt. Tijdens de wake van zijn overleden vader maakt James kennis met diens nieuwe Aziatische vrouw. Weer een wereld die compleet aan hem voorbij is gegaan. James is een echt moederskindje, slaapt nog steeds bij haar op de bank, bezat zich s avonds in de kroeg en deinst er niet voor terug om een knokpartijtje in diezelfde kroeg uit te lokken. Nick, een goede vriend van de familie, heeft een baantje als clown in een Mexicaans vakantieoord. Om bij te komen van de emoties van de uitvaart besluit James een tijdje op vakantie naar Mexico te gaan. Daar ontmoet hij de jonge scholiere Jayne met wie hij een onbekommerde tijd doorbrengt en met wie hij onbezonnen een relatie begint. Dan slaat het noodlot opnieuw toe. James krijgt een telefoontje van zijn moeder dat de kanker is teruggekomen en bovendien niet meer te genezen valt. James moet zijn hedonistische levensstijl van vrijheid-blijheid opgeven en zijn verantwoordelijkheid gaan nemen. Dat blijkt een zware opgave.
James White is het speelfilmdebuut van Josh Mond. Hij verbeeldt een verloren generatie, waarbij de hoop ver te zoeken is en die door een totaal gebrek aan structuur en houvast zoekende is naar wat het leven daadwerkelijk te bieden heeft. Het blijkt voor James, in een intrigerend verwarde vertolking van Christopher Abbott, nog niet zo gemakkelijk om zijn verantwoordelijkheid te pakken. Hij krijgt kansen zat aangeboden, maar weet deze niet op waarde te schatten. Een sollicitatiegesprek bij een bevriende hoofdredacteur van een tijdschrift toont maar weer eens aan dat James nooit geleerd heeft dat hij zelf de koers van zijn leven kan bepalen. Mond lijkt ons mee te willen nemen om een lang trip bestaande uit drankgebruik, discotheken met hypnotiserende beats, rommelige vakanties, moeilijke gesprekken met zijn moeder en uit instinct gevoerde vechtpartijen. De camera lijkt haast aan Abbott vastgeplakt en op zijn omgeving wordt nauwelijks ingezoomd. James steekt letterlijk en figuurlijk schril af tegen zijn achtergrond die hem maar niet lijkt te willen begrijpen. Het camerawerk en de regie van Mond zijn losjes en chaotisch, net als het leven van de hoofdpersoon zelf.
Mond heeft goed ingeschat dat hij deze stijl onmogelijk tot het eind aan toe vol kan houden. Naarmate James meer greep op zijn leven begint te krijgen, wordt de regie ook rustiger. Scènes worden steeds meer uitgespeeld en niet plotsklaps afgekapt. Situaties overrompelen de kijker niet langer, maar kennen daadwerkelijk een introductie en een afronding. Dit leidt tot een intieme apotheose, waarin de zorg voor moeder Gail alle aandacht van James opeist. Het zijn prachtige kleine momenten, waarin de kijker samen met James het proces tot volwassenwording voltooit. Achter de knappe, haast improviserende acteerprestatie van Abott staat een regisseur die zich aanpast aan de ontwikkeling van zijn belangrijkste personages. Alsof Mond samen met de kijker én James zoekende is naar de zin van dit verwarrende alles.