Om het communistische regime van Fidel Castro omver te werpen, plande de CIA in 1961 een grootschalige aanval op Cuba en trainde daartoe dertienhonderd anticommunistische Cubanen. De oppermachtige Verenigde Staten zouden zeker in hun opzet zijn geslaagd als president Kennedy geen roet in het eten zou hebben gegooid. Hij was bang dat de aanval bij de Varkensbaai direct aan zijn land verbonden zou worden en kleedde de hele operatie uit. Met als gevolg dat al na drie dagen het gehele invasieleger dood was of gevangen. In The Good Shepherd is de mislukte invasie geen strategische fout, maar het gevolg van een lek. In CIA-taal: Theres a stranger in our house.
Dertien jaar na zijn overtuigende regiedebuut A Bronx Tale besloot Robert De Niro het zeer ambitieuze verhaal over de beginjaren van de Central Intelligence Agency naar het scherm te brengen. Het script van scenarioschrijver Eric Roth (The Insider, Munich) was tot die toezegging al jaren van studio naar studio gesleept, maar in Hollywood durfde niemand het aan. Erg vreemd is dat niet, want hoe kun je een vuistdik werk over de brave jongens van de CIA tot een commercieel interessante film maken? De Niro durfde het aan en kreeg vele klinkende namen voor zijn camera, onder wie Matt Damon, William Hurt, John Turturro, Michael Gambon, Joe Pesci en hijzelf als de autoritaire generaal Sullivan.
Dat het uiteindelijk niet is gelukt om meer dan een degelijke politieke thriller neer te zetten, heeft veel te maken met de narratieve structuur van de film waarmee gepoogd is het simplisme van de plot te maskeren. In The Good Shepherd speelt Matt Damon agent Edward Wilson, de meest toegewijde medewerker die de CIA zich maar kan wensen. Een personificatie van het bureau zelf als het ware. Wilson is discreet op het maniakale af en zo saai en zwijgzaam als een varen of een conifeer. Hij besteedt zijn vrije tijd aan miniatuurschepen en zijn dikke brilglazen en grijze pakken doen de rest: hij is een perfecte bureaucraat voor de buitenlandse inlichtingendienst. En helaas ook een bijzonder onaantrekkelijk hoofdpersonage.
Als blijkt dat de invasie op de Varkensbaai is mislukt, gaat de CIA op zoek naar het lek dat uit communistische hoek zou moeten komen. Het verhaal schiet vanaf die eerste scènes heen en weer in de tijd om het karakter van Wilson diepte te geven. Zo zien we direct na de Cubaanse invasie van 1961 hoe hij op de universiteit van Yale in 1939 lid wordt van Skull and Bones, het geheime studiegenootschap waar ook de huidige president Bush en zijn vader ooit lid van waren. Wilson wordt via het genootschap gevraagd voor de CIA en ontmoet daar ook zijn vrouw. Deze Margaret Ann is een opmerkelijke rol van Angelina Jolie, die na een kort, levendig optreden de rest van de film als eenzame, depressieve echtgenote mokkend langs de lijn staat.
Dubbele identiteiten, codewoorden, verraad en samenzwering: The Good Shepherd staat bol van de smerige zaakjes en de sfeer is buitengewoon negatief. Het is De Niro te prijzen dat hij het aandurft om een dergelijk asexy, humorloos verhaal van maar liefst 167 minuten te vertellen dat door onaantrekkelijke personages wordt bevolkt. De CIA-carrière van de door Matt Damon vlak, maar overtuigend gespeelde Wilson brengt hem naar het Londen tijdens de Tweede Wereldoorlog, naar het Berlijn van net na de oorlog en zelfs naar Congo in zijn zoektocht naar het informatielek, waar zijn reputatie van af zal hangen. Wilson is geen flitsende James Bond, maar een vervelende, saaie man die alles opgeeft voor zijn werk en zijn land.
De heen en weer springende structuur was niet nodig om de in wezen ongecompliceerde plot levendig te houden, maar geeft The Good Shepherd wel de kans om volop te spelen met de essentie van de CIA: het verkrijgen en analyseren van staatsgeheime inlichtingen kan alleen succesvol plaatsvinden als identiteit, trouw en loyaliteit worden opgeofferd. Op dat niveau slaagt De Niro dan ook ruimschoots, maar The Good Shepherd was als de bijtende politieke thriller die het zo graag had willen zijn, beter geslaagd wanneer het onomwonden en minder wollig tot de conclusie was gekomen dat op het allerhoogste veiligheidsniveau niets zeker is en niemand te vertrouwen.