Hoe overtref je een monster dat de nodige schade aanricht (Godzilla), een buitenaardse invasie (Independence Day) en de wereld die een nieuwe ijstijd tegemoet gaat (The Day After Tomorrow)? Door heel de aarde te vernietigen, moet Roland Emmerich, regisseur van bovenstaande films, gedacht hebben. Zijn nieuwste film, 2012, heeft de torenhoge ambitie om alle andere rampenfilms overbodig te maken en, eerlijk is eerlijk, de vernietiging van de aarde heeft er nog nooit zo indrukwekkend uitgezien.
21 december 2012 is een datum die voor een grote groep doemdenkers met hoofdletters in de agenda genoteerd staat. Op die datum eindigt namelijk de kalender van de Mayas en dat zal, volgens de volgelingen van deze theorie, het einde van de wereld inluiden. Roland Emmerich en scenarioschrijver Harold Kloser namen dit als uitgangspunt voor een film met een grote ensemblecast, maar met slechts één hoofdrolspeler: de special effects.
Het verhaal van de film, of wat er voor door moet gaan, draait grotendeels om twee mannen. Ten eerste is daar Jackson Curtis (de perfect gecaste antiheld John Cusack), mislukt schrijver, gescheiden van zijn vrouw, die zijn gezin letterlijk en figuurlijk van de ondergang probeert te redden. Daarnaast is er Adrian Helmsley (de als altijd inspirerende Chiwetel Ejiofor), idealistische wetenschapper en adviseur van de president die als eerste ontdekt dat er iets gruwelijks misgaat met de aarde en dat koste wat kost aan het volk duidelijk wil maken. In de loop van de film passeren ook nog allerlei andere bijfiguren de revue, zoals een vreselijk misplaatste en vervelende Russische miljardair en een hippie die deze dag natuurlijk al van verre zag aankomen (een geestige Woody Harrelson).
Maar de echte hoofdrol is dus weggelegd voor de special effects. En die zijn indrukwekkend. Emmerich mag zich met een budget van om en nabij de 200 miljoen dollar volledig uitleven en dat is een kans die hij niet aan zich voorbij laat gaan. De Sixtijnse Kapel, het Jezusbeeld op de Corcovado in Rio de Janeiro en het Witte Huis gaan pontificaal tegen de vlakte, en de tsunamis, aardbevingen en vulkaanuitbarstingen zijn niet op twee handen te tellen. Het maakt van 2012 een film die bij uitstek in de bioscoop tot zijn recht komt en ook daar gezien dient te worden.
Hoewel de film, zoals het een Amerikaanse blockbuster betaamt, bol staat van de religieuze metaforen en epische oneliners als The moment we stop fighting for each other, thats the moment that we lose our humanity, ligt de kracht van 2012 juist in het feit dat Emmerich te midden van al de destructie genoeg ruimte inbouwt voor de nodige humor. Zo worden Arnold Schwarzenegger en de Britse koningin op prachtige wijze geparodieerd, en mag Oliver Platt zich uitleven als de droge adviseur van het Witte Huis die miljoenen mensen onnodig wil laten creperen. Niet alle grappen zijn even geslaagd, maar ze bieden wel een welkome afleiding van de moeilijke blikken van de hoofdrolspelers die voortdurend op de vlucht zijn.
Volgens alle filmwetten zou 2012 een erg matige film moeten zijn. Volstrekt geen diepgang in het verhaal, een scenario met bedroevende dialogen, oninteressante personages en minutenlang durende scènes die als enige doel hebben zoveel mogelijk ineenstortende gebouwen te laten zien. De reden dat de film toch werkt voor het grootste deel van zijn 158 minuten durende speeltijd is het aanstekelijke enthousiasme waarmee Emmerich te werk gaat en het feit dat de makers zichzelf niet al te serieus nemen. Natuurlijk is het belachelijk als John Cusack tussen invallende meteorieten toch nog zijn auto weet te bereiken, maar spannend om naar te kijken is het wel. Het maakt van 2012 waarschijnlijk de duurste B-film in de geschiedenis, maar minder leuk is hij er niet om.