Een onzekere coach en een doelgerichte documentairemaakster reizen met een groep Koreaanse daklozen af naar een speciaal voetbaltoernooi. Het is een curieus recept voor een feelgoodfilm, en dat blijkt ook wel: Dream probeert tegelijk cultkomedie en aangrijpend drama te zijn, maar schiet op beide terreinen tekort.
Regisseur Lee Byeong-heon scoorde in eigen land met een misdaadkomedie (Extreme Job) over undercoveragenten die infiltreren in de keuken van een kiprestaurant. Als er één filmland bekendstaat om de vele makers en titels die genres en regiestijlen succesvol mixen, is het Zuid-Korea wel, maar Dream bewijst dat een combinatiepoging ook verkeerd kan uitpakken.
De belangrijkste personages staan in dit voetbalverhaal aan de zijlijn. De ingetogen coach Yoon Hong-dae heeft moeite om zijn spelers te motiveren, en zit thuis ondertussen met andere problemen. De meer energieke Lee So-min is een documentairemaakster, voor de gelegenheid aangesteld om een positief beeld van de deelnemende daklozen te schetsen.
Als Lee So-min bij haar introductie onomwonden uitlegt waarvoor ze gekomen is ("hoe kan ik aan je verdienen?"), en met veel nadruk het begrip 'imago' uitlegt, rest er al weinig twijfel over de corrigerende richting die de film zal inslaan. Vroeg of laat zullen zij en Yoon Hong-dae een keer in de spiegel moeten kijken en hun blikveld moeten verbreden. Lee So-min om niet langer de onethische profiteur te spelen, Yoon Hong-dae om in zijn spelers én in zichzelf te gaan geloven.
Dat de film zo ten minste zijdelings over de beeldvorming van daklozen gaat, betekent helaas niet dat Lee Byeong-heon al te veel met de dakloze personages doet: hij gebruikt ze vooral als gemakzuchtige voorbeelden van 'mensen die niet kunnen voetballen', waardoor de missers en kolderieke tuimelingen elkaar op het trainingsveld in rap tempo opvolgen.
Dream zou alleen geen formulefilm zijn als de moeizame weg naar de top uiteindelijk niet tot een ommekeer zou leiden, en Lee grijpt die ontwikkeling graag aan om het zelfbeeld van de verder onfortuinlijke strijders een boost te geven. De film eindigt zelfs met een geschreven statement over hun maatschappelijke positie.
Het is een wat verwarrend geheel: de vertraagde wedstrijdbeelden van schutterende spelers moeten een bron van vermaak zijn, maar uiteindelijk wordt hun lot buíten het veld alsnog benadrukt en gedramatiseerd. Mogen we dan wel om hun beroerde prestaties lachen? En is Dream eerder een cultkomedie die alle zorgen wil doen vergeten of een sociaal betrokken drama dat een maatschappelijke kwestie onderstreept?
Echt grappig wordt het amateuristische geblunder nooit, maar als de regisseur de dakloze personages meer had uitgediept, had de film op dramatisch vlak misschien nog het voordeel van de twijfel kunnen krijgen. Nu belichten de aangezette dramascènes (inclusief vreemd getimede popliedjes) gevoelsmatig de verkeerde kant van de medaille: niet de spelers, maar de begeleiders lijken het meest voldane gevoel aan het toernooi te moeten overhouden.
Het eveneens Koreaanse One Win, over de verrichtingen van een kwakkelend volleybalteam, bewees eerder dit jaar op het IFFR dat komedie en drama in een gelijkaardige sportfilm wel degelijk samen kunnen gaan. De dynamische wedstrijdregistraties overtuigen en de grillen van de gedreven coach (Song Kang-Ho, onder andere bekend van Parasite) zorgen voor extra vermaak. Misschien óók iets voor Netflix?
Dream is te zien bij Netflix.