Het verleden is niet voorbij. Vaak werpt het een lange schaduw op het heden; en de toekomst. Vooral als het verleden niet vergeten kán worden, omdat het vandaag nog steeds zo ontzettend voelbaar is. Kata Wéber en Kornél Mundruczó laten dat treffend zien in hun Holocaustdrama Evolution, dat zich voornamelijk vandaag de dag afspeelt.
Wéber en Mundruczó zijn met elkaar getrouwd en maken samen films. Zij schrijft de scripts, hij verfilmt ze vervolgens. De twee Hongaren scheiden deze taken, en naar eigen zeggen bemoeien ze zich niet met de ander tijdens hun respectievelijke fase in het proces. Zo maakten ze samen eerder White God en Jupiter's Moon.
Evolution is mogelijk een veel persoonlijker project. Het script van Wéber, in drie losstaande maar zeker met elkaar verbonden sequenties opgedeeld, gaat over drie generaties Holocaust-overlevenden, Éva, Léna en Jónás, en hoe die verschrikking nog altijd impact heeft op hun huidige leven. Wéber is zelf Joods en de dochter van ouders die de Holocaust overleefden.
Ze begint haar verhaal met een haast surrealistische schoonmaaksessie van een gaskamer, waar een huilend klein kind wordt aangetroffen. De hoeveelheid haren die gevonden wordt, geeft aan hoeveel mensen er inmiddels wel niet zijn overleden. In het heden heeft Léna ruzie met haar moeder Éva, die mogelijk het kleine meisje uit de openingsscène is - in ieder geval werd zij in een concentratiekamp geboren.
De ruzie ontstaat onder andere doordat Léna wil bewijzen dat ze Joods is, omdat dit in Berlijn haar zoon Jónás voordeel kan opleveren. Doordat Éva in het kamp is geboren, is dat juist moeilijk te bewijzen. Zoals Léna het zegt: haar hele leven draait om het trauma van de Holocaust, maar nu wordt haar verteld dat ze niet eens Joods is. Éva denkt ondertussen haar dochter tegen dat trauma te hebben beschermd, maar heeft dat nooit gekund vanwege haar eigen trauma's.
Zo hebben de lange schaduw en echo van de Holocaust nog altijd direct invloed op de levens van drie generaties. Bij Jónás lijkt dat minder het geval te zijn, hoewel hij al snel ook blijkt te worstelen met zijn identiteit. Hij is opgegroeid in Berlijn omdat zijn moeder daar ging wonen, maar is hij nu Duits, Hongaars of Joods, en wat betekent dat voor hem, in de context van de Holocaust, maar ook voor zijn omgang met de vooroordelen van schoolgenoten en hun ouders?
De extreem lange takes waarmee Mundruczó de gesprekken en gebeurtenissen in beeld brengt, maken de intensiteit van de gevoelens die de complexe vraagstukken opwerpen, treffend invoelbaar. Met een dynamische, maar nooit al te opvallend zwiepende camera volgt hij de personages, zowel in appartementen als op straat. Zonder montage binnen gesprekken worden de dramatische scènes nóg intenser. Mundruczó lijkt hiermee te zeggen: er valt niet te ontsnappen aan de Holocaust en de langetermijneffecten daarvan, ook bijna tachtig jaar later nog steeds niet. Zelfs niet via een knip.