Hoe vat je een mensenleven samen in een film? Niet door er zo veel mogelijk over die persoon in te proppen. De documentaire Ennio, over de filmcomponist der filmcomponisten Ennio Morricone, lijkt dat echter wel te proberen. Dat levert een tweeënhalf durende aaneenschakeling van lof voor een van dé muzikale genieën van de afgelopen eeuw op. Terecht? Zeker weten, maar al vrij snel ook erg eentonig. Ennio is weliswaar informatief, maar ook een beetje de filmische equivalent van een lesboek.
De Italiaanse regisseur Giuseppe Tornatore was ongetwijfeld ontzettend blij dat hij meermaals met de muzikale grootheid heeft samengewerkt. Morricone schreef zoal de muziek voor Nuovo Cinema Paradiso en The Legend of 1900. Deze documentaire is een uiting van respect, en een eerbetoon aan een oude vriend, en had misschien beter gemaakt kunnen worden door iemand die verder van het onderwerp staat. Maar Tornatore slaagt er wel in een blik beroemde bewonderaars en collega's open te trekken. Van Clint Eastwood en Wong Kar-Wai tot Quentin Tarantino en Metallica-frontman James Hetfield. Iedereen komt over Ennio praten. En praten doen ze. Heel veel.
Ennio Morricone overleed in 2020. Aan deze film heeft hij nog meegewerkt, en de interviews met allerlei filmmakers en collega musici zijn aaneengeregen met stukjes waarin de componist zijn eigen werk en loopbaan becommentarieert. Hij is eerlijk over de momenten waar hij zelf niet inzag wat anderen zo goed vonden aan zijn werk, en de keren dat het nagenoeg onmogelijk was om met hem samen te werken. Maar of we hem nou ook echt leren kennen?
Het lastige aan het verhaal over deze componist - die jarenlang is miskend door zijn collega's en door de Academy, die hem weigerde Oscars te geven - is dat het inmiddels boven alle oude kritiek staat. Niemand durft meer een kritisch woord te zeggen, zelfs de mensen met wie hij vroeger niet kon opschieten. Dus als een van de grote ego's met wie hij botste, filmmaker Oliver Stone, breed glimlachend vertelt over hun onenigheid, levert het geen enkele spanning meer op. De angel is er allang uit, en dat maakt het een stuk minder onderhoudend om nu naar te luisteren.
En dan nog een opmerkelijke keuze van de filmmaker: het is zeker leuk om te zien dat de maestro al zijn eigen composities nog steeds uit het blote hoofd kan oprakelen, met pom-pom-poms en ta-die-da's. Maar dat wil nog niet zeggen dat we hem élk mogelijk muziekstuk hoeven te zien neuriën. Op een gegeven moment snappen we het: de muziek leeft decennia later nog steeds voort in zijn hoofd. En dat moet dan nog keer op keer bevestigd worden, totdat het nauwelijks meer impact heeft.
Natuurlijk is het onmogelijk om het over alle vijfhonderd films te hebben waar Morricone een score voor schreef. Maar de film wandelt wel van hoogtepunt naar hoogtepunt door de hele carrière heen, met een hoop pratende hoofden die met hun loftrompetten slechts mondjesmaat wat toevoegen. Deze documentaire is op geen enkel front slecht gemaakt of ondraaglijk, maar heel spannend wordt hij ook niet. Als fan kun je jezelf even lekker onderdompelen in zijn schitterende muziek, als nieuwkomer kun je achteraf zeggen: oké, weer wat geleerd. En dat is alles.