Bij het horen van de naam McQueen zal de gemiddelde filmliefhebber direct aan een Steve denken: ofwel de iconische acteur uit klassiekers als Papillon of The Great Escape, of zijn Britse naamgenoot die als regisseur een Oscar in ontvangst nam voor 12 Years a Slave. Toch is het waarschijnlijk dat een andere McQueen nog meer rode lopers gezien heeft dan beide Steves bij elkaar. Hoewel de spraakmakende modeontwerper Alexander McQueen al op jonge leeftijd uit het leven besloot te stappen, wordt zijn naam nog altijd vertegenwoordigd door zijn even unieke als extravagante kledingcreaties. Reden genoeg om zijn relatief korte, maar intrigerende carrière in een documentaire onder de loep te nemen.
Op het eerste gezicht had de als Lee McQueen geboren Brit weinig weg van een internationaal mode-icoon. Een kaalgeschoren hoofd, een ietwat fors postuur gehuld in sjofele sportkleding: de kleermakers van Savile Row krabden ze zich wel twee keer achter de oren toen de destijds zestienjarige McQueen bij hen aanklopte om het vak te leren. Toch bleek de tiener van Stratford een talent te hebben voor het maken van kleding. Een passie die hij vervolg gaf met een prestigieuze modeopleiding en het oprichten van een eigen productiehuis - zonder daar eigenlijk het geld of de middelen voor te hebben.
Met behulp van interviews, archiefbeelden en weelderige animaties beschrijven Bonhôte en Ettedgui McQueens weg naar de top van de mode-industrie. Als structuurvorm is hun documentaire opgedeeld in verschillende hoofdstukken, die elk een significante show uit zijn carrière beslaan. Het blijkt een bijzonder effectieve manier om McQueens werk en levensvisie samen te vatten. Elk van zijn grote shows is uniek, spraakmakend en stond vaak bol van controverse: van een catwalk van vrouwen die gekleed zijn alsof ze net van een verkrachting vandaan komen, tot een compleet podium ingericht als een gekkengesticht, met een bidirectionele spiegel gericht op het publiek.
Nu wordt de modewereld regelmatig beticht van een zekere mate van oppervlakkigheid en interessantdoenerij. Niet in de laatste plaats door McQueen zelf, die zijn vakgebied omschreef als "een grote bubbel om doorheen te prikken." Zelf bewees hij dat mode en kunst daadwerkelijk hand in hand kunnen gaan, en dat een ontwerper met een nieuwe collectie wel degelijk wat inhoudelijks te zeggen kan hebben. Bovendien waren de shows altijd een directe weerspiegeling van de persoon zelf: recalcitrant, met een donker gevoel voor humor, en erop gebrand om zoveel mogelijk heilige huisjes omver te schoppen. In dat opzicht was McQueen een echte auteur met een herkenbare stijl, waarvan iedere show een functie vervult in de rode lijn van zijn volledige oeuvre.
Buiten zijn spraakmakende creaties komt ook het tumultueuze persoonlijke leven van McQueen aan bod. Zoals met vele briljante kunstenaars en artiesten het geval is, ging zijn creatieve talent gepaard met een donkere kant, die veelvuldig in zijn werk doorsijpelde. Van jeugdtrauma's ten gevolge van misbruik en huiselijk geweld, tot later ontwikkelde problemen met drugsgebruik, seropositiviteit en depressies - het is duidelijk dat McQueen geen makkelijk leven beschoren was en dat zijn worstelingen met de roem die innerlijke demonen alleen maar verder in de hand werkten. Extra interessant hierin zijn McQueens ongelukkige periode waarin hij in Parijs werkte voor Givenchy, en zijn complexe relaties met de twee belangrijkste vrouwen in zijn leven: zijn moeder, en zijn goede vriendin en ontdekker Isabella Blow.
Tegelijkertijd is jammer dat Bonhôte en Ettedgui het nalaten om deze thema's nog wat verder door te trekken naar het grote plaatje. Zo sprookjesachtig als de mode-industrie kan zijn wanneer alles je voor de wind gaat, zo hard en kil kan het zijn wanneer het tegenzit. Met een constante druk om jezelf te blijven vernieuwen, en aan een waslijst van (uiterlijke) vereisten om aan te voldoen zijn depressies, eetstoornissen of overmatig drugsgebruik geen ongebruikelijke gevolgen van de immense druk die in de modewereld heerst. McQueens tragische einde is daarmee een symptoom van een groter stigma, waar de makers nog wat langer bij stil hadden mogen staan.
Desalniettemin vormt de documentaire een fraai geproduceerd eerbetoon aan de spraakmakende ontwerper. Een groot compliment mag uitgaan naar de fantastische muzikale bijdrage van Michael Nyman, die de beelden van de juiste emotionele lading weet te voorzien. Nog belangrijker echter is McQueens aanstekelijke gevoel voor humor dat in het archiefmateriaal en de anekdotes van zijn naaste vrienden en familie naar voren komt. Dat er ondanks zo'n tragische levensloop nog regelmatig wat te lachen valt is een verdienste van de documentaire, maar bovenal veelzeggend voor de persoonlijkheid van de man zelf.