Sinds president Nelson Mandela op 24 mei 1994 tijdens zijn eerste toespraak in het nieuwe Zuid-Afrikaanse parlement het gedicht Die Kind van Ingrid Jonker voorlas, is er sprake van een hernieuwde belangstelling voor het werk van de Zuid-Afrikaanse dichteres Ingrid Jonker. Die belangstelling heeft nu zelfs een speelfilm opgeleverd, die is gefinancierd door Nederlands geld en met Rutger Hauer en Carice van Houten twee grote namen van vaderlandse bodem telt, maar verder toch vooral aanvoelt als een internationale productie.
Black Butterflies wordt grotendeels verteld vanuit het perspectief van Ingrid Jonker, die we voor het eerst ontmoeten als ze met haar jonge dochter bij haar zus is ingetrokken. Daar, aan het strand van Kaapstad, ontmoet Jonker, die succes had met haar eerste dichtbundel maar in de jaren daarna weinig significants had geschreven, de liefde van haar leven, Jack Cope. De relatie tussen hen vormt het hart van de film, die ook veel tijd uittrekt voor de relatie tussen Jonker en haar vader Abraham, een minister van de Nasionale Partij tijdens het apartheidsregime, die helemaal niets moet hebben van de levensstijl van zijn dochter.
Het grootste probleem van Black Butterflies is dat het regisseur Paula van der Oest en scenarist Greg Latter nooit lukt door te dringen in het hoofd van Ingrid Jonker. Als je na een speelfilm van 98 minuten nog steeds niet het gevoel hebt de hoofdpersoon te begrijpen, heb je als film een probleem. Nu is het ook niet de makkelijkste opgave om zon complex persoon als Ingrid Jonker daadwerkelijk te ontleden, maar Black Butterflies wekt de pretentie dit wel te willen doen en in die zin is de film simpelweg mislukt.
Aan het optreden van Carice van Houten ligt dat zeker niet. In haar tweede Engelstalige hoofdrol schittert Van Houten als vanouds en trekt ze alles uit de kast om de pijn van de onbegrepen Ingrid Jonker, die veel heeft geleden in haar leven maar de mensen die van haar houden ook onbewust kwetst, te laten doorschemeren. Dat dit niet lukt kan niet haar, maar met name de artistieke keuzes van de regisseur en scenarist aangerekend worden.
Van der Oest had er misschien goed aan gedaan een voorbeeld te nemen aan Bright Star, een andere film over een vermaarde, onbegrepen dichter, John Keats. Die film koos er wijselijk voor om het verhaal te vertellen vanuit het perspectief van Fanny Brawne, de grote liefde van Keats, omdat ervaring leert dat identificatie met grote, onbegrepen kunstenaars vaak moeilijk is. Van der Oest probeert in Black Butterflies wel om het enigma Ingrid Jonker te doorgronden, maar het effect is dat je haar vooral irritant begint te vinden en je je afvraagt waarom haar vrienden en geliefden zoveel moeite voor haar doen. Ze doet namelijk niks om deze moeite terug te betalen. En dan kan een film nog zo mooi en respectvol gemaakt zijn als Black Butterflies, maar als de hoofdpersoon niet weet aan te spreken, wordt het heel moeilijk om een blijvende indruk achter te laten.