De Amerikanen en de Aziaten ze zitten zon beetje aan tegenovergestelde zijden van het cinematografische spectrum. Daar waar de Amerikanen uitleggerig zijn, het publiek bij de hand nemen en zich netjes aan een begrijpelijk narratief houden, wordt je bij veel Aziatische films meteen in het diepe gegooid en moet je je maar zien te redden. Een wat simplistische voorstelling van de hedendaagse film misschien, maar wel eentje steeds weer bevestigd lijkt te worden. Dit keer door de Japanse animatiefilm The Place Promised in Our Early Days.
Alleen al een plotbeschrijving is niet gemakkelijk. Het verhaal speelt zich af in 1996, in een alternatieve realiteit. Als gevolg van een burgeroorlog is Japan is opgesplitst in een noordelijk en zuidelijk deel. De vrienden Takuya en Hiroki zijn gefascineerd door een gigantische toren in de verte en willen daar naartoe vliegen met een zelfgebouwd vliegtuig. Het meisje Sakuya, dat vreemde dromen over de toekomst heeft, zal in deze hachelijke onderneming een centrale rol spelen.
The Place Promised in Our Early Days is nostalgisch en futuristisch tegelijk. De film schetst een verstilde, dromerige wereld, die aan je voorbijglijdt als een zachte lentebries. Dit klinkt misschien als slechte poëzie, maar dat is bewust. Deze woorden spiegelen namelijk het mierzoete karakter van de film. Nostalgie is prachtig, maar in The Place Promised in Our Early Days staat werkelijk alles in het teken van bitterzoet verlangen en herinneringen. Er is geen ontkomen aan. Want dat is nóg een kenmerk van de Aziaten: ze zijn gek op kitsch.
Het beeld van de enorme toren aan de horizon is sterk, en de film zit vol prachtige plaatjes en bijzondere kadreringen, maar door de hak op de tak-structuur is de kans groot dat je al snel de draad (én je interesse) kwijtraakt. Niet alles hoeft voorgekauwd te worden, natuurlijk, en soms dien je een film intuïtief te benaderen, maar er zijn grenzen. Want hoe heerlijk een lentebriesje ook kan zijn, uiteindelijk is wind niet te vangen. Zo, schrijf die maar op in je poesiealbum.