Sommige films moet je niet kapot analyseren. Sommige films moet je vóélen. Darren Aronofskys The Fountain is er zon eentje. Wanneer je de film rationeel probeert te vatten, zal veel je ontgaan. Dit betekent echter niet dat je geen kritiek kunt hebben, alleen zal deze heel persoonlijk zijn en weinig van doen hebben met kille argumenten.
Een van die kritiekpunten zou kunnen zijn dat Aronofsky wel erg veel hooi op zijn vork neemt. De film handelt over onze niet aflatende worsteling met de vergankelijkheid. Niet het gemakkelijkste thema, zou je zeggen. Aronofsky kiest er vervolgens voor zijn verhaal af te laten spelen in drie verschillende tijdsgewrichten: de vijftiende eeuw, het heden en de verre toekomst. En in al deze verschillende periodes staan de twee zelfde hoofdfiguren en hun liefde voor elkaar centraal.
The Fountain schurkt af en toe vervaarlijk tegen quasi-diepzinnige New Age aan, maar maakt het met uitzondering van het eind, dat overigens tamelijk vroeg wordt ingezet nergens te bont. Maar of er nou sprake is van een enorme openbaring? Uiteindelijk zit je als publiek toch vooral met de vraag wat je hier nou allemaal mee moet. En niet alleen de inhoud is ambitieus. Ook de vorm waar Aronofsky voor kiest is niet zonder pretentie. Maar eerlijkheid gebiedt te zeggen dat deze in feite niets wezenlijks toevoegt aan het (verder overigens prachtige) verhaal. Kortom: moedige poging, maar slechts half geslaagd.