De befaamde Amerikaanse Universal-studio maakte in de eerste helft van de vorige eeuw furore met het angst aanjagen van het bioscooppubliek. Al dan niet geïnspireerd door de populaire horrorromans uit die tijd bracht de studio bekende monsters zoals Dracula, Frankenstein, mummies en de onzichtbare man naar het witte doek. De afgelopen decennia werden deze klassiekers tot in den treure gerecycled.
Zo mocht een van de schrijvers van de Saw-reeks, de Australiër Leigh Whannell, zijn versie van The Invisible Man aan de wereld presenteren. Het resultaat was een onderhoudende, op momenten nagelbijtende thriller die vooral de fragiele psychologie van een opgejaagde echtgenote benadrukte, gespeeld door Elisabeth Moss. De verbeelding is meestal enger dan wat je expliciet in beeld ziet gebeuren.
Dat de monsters, die door de populaire cultuur inmiddels archetypisch zijn geworden, nog steeds goed werken, bewijst de gotisch uitgewerkte en stilistisch zeer fraaie losse Dracula-verfilming Nosferatu. Whannell doet nu een nieuwe poging met het weerwolventhema, nadat Joe Johnston met zijn The Wolfman vijftien jaar geleden volledig de mist in ging.
Ook dit keer is de benadering grotendeels psychologisch, hoewel Whannell hier en daar gebruikmaakt van schrikeffecten en ranzige bodyhorror die dankzij The Substance momenteeel een renaissance doormaakt. Het voornaamste thema dat de regisseur en scenarist aansnijden, is de klassieke dreiging die van binnenuit komt, aangevuld met de (patronale) overdraagbaarheid ervan.
Wolf Man in de lezing van Whannell draait om het jonge gezin van schrijver Blake en journalist Charlotte. Het gevaar ligt op de loer dat ze langzaam uit elkaar groeien; alleen dochter Ginger houdt ze nog bij elkaar. In een lange proloog zien we hoe Blake als kind met zijn vader de bossen van Oregon in trok en daar de nodige overlevingslessen kreeg. Daar komen ze voor het eerst in aanraking met de dreiging van een bloeddorstig monster, maar tot een daadwerkelijk treffen komt het niet.
Jaren later is Blakes vader onder mysterieuze omstandigheden, die zich makkelijk laten raden, verdwenen. Hij is officieel doodverklaard en Blake ontvangt de sleutels van een afgelegen boerderij van zijn vader. Het gezin besluit af te reizen naar het bosrijke gebied. Ze kunnen niet lang van hun rust genieten, want Blake moet het stuur van zijn kleine vrachtwagen omgooien om een gedaante op de weg te ontwijken. Terwijl zijn gezin naar veiligheid zoekt, wordt Blake door een onbekend wezen over zijn arm geschampt.
Whannell bedient zich niet van goedkoop effectbejag en bouwt de spanning langzaam op. Het tempo is zelfs iets te langzaam, want de wetenschap wat Blake is overkomen snelt de fysieke verschijningsvorm van zijn opgelopen aandoening vooruit. Eerst beginnen zijn zintuigen zich bovengemiddeld te ontwikkelen, maar daarna begint Blake er steeds beroerder uit te zien. Ondertussen schuilt in de bossen rondom de hut ook nog een gevaar, maar die externe dreiging is vooral een zwaktebod.
Wat volgt is een voortdurende strijd tussen een transformerende Blake die zijn gezin veilig wil houden, en Charlotte, die haar echtgenoot steeds minder herkent. Whannell wil te graag een link leggen tussen Blakes verleden met zijn vader en de nieuwe situatie, waarin hij een gevaar voor zijn omgeving vormt. Bovendien blijkt de scheidslijn tussen een redelijk lucide staat en het oprukkende dierlijke virus dat Blake buiten zinnen brengt, behoorlijk dun te zijn.
Whannell gaf aan zich onder andere te hebben laten inspireren door David Cronenbergs The Fly. Die voor de hand liggende vergelijking dringt zich dan ook voortdurend op, niet alleen ingegeven door de thematiek. Toch brengt Whannell te veel externe factoren en een matig aangestipt getroebleerd huwelijk in het spel, waardoor hij niet primair kan focussen op Blakes transformatie.
Vooral in de afsluitende akte, wanneer traditioneel alle remmen los mogen, verliest de filmmaker zich in overdreven uitleg en absurditeiten. Wolf Man is het sterkst wanneer hij in zichzelf keert en de evidente metaforen - zoals de band tussen vader en zoon en de afgezaagde, op toeval beruste erfelijkheid - achterwege laat.