'Voor jou, mama, en voor alle vrouwen die strijden.' Aldus het opschrift waarmee José Luis Rugeles zijn oorlogsdrama Alias Maria besluit. Het is een nobele gedachte, maar gezien de voorafgaande anderhalf uur een nodeloze boodschap. Want dat zowel het moederschap als het recht op vrouwelijkheid zwaar onder vuur ligt in het door conflict verscheurde Colombia wordt in deze film al vanaf de eerste minuut duidelijk zonder de noodzaak voor een extra toegevoegde preek. Wat Rugeles er niet van weerhoudt de toeschouwer aan een schier bodemloze beerput vol ellende bloot te stellen. Hij blijkt goed te zijn in het weergeven van leed, maar de hoop komt er helaas bekaaid vanaf.
Alias Maria begint met een geboorte, doorgaans toch een hoopvolle gebeurtenis. Maar in de film die volgt, heerst vooral de dood. Het kind in kwestie is het kroost van een commandant van de FARC, de Colombiaanse guerrillabeweging die al decennialang een helse strijd in de jungle levert tegen al even genadeloze regeringstroepen. Het krijgen van kinderen is onder de gelederen taboe, waarop de gezagsvoerder een team manschappen op pad stuurt om de baby onder te brengen op een veilige locatie, ver van het bikkelharde strijdgewoel. De dertienjarige Maria is onderdeel van deze eenheid en bovendien stiekem zelf ook in verwachting. In tegenstelling tot de vrouw van haar commandant zou zij abortus moeten plegen, maar ze twijfelt. Helaas gunt het oorlogsgeweld haar niet de gelegenheid om een uitweg uit haar situatie te vinden. Want de missie om het kind van de baas een veilig onderdak te bieden, blijkt een onmogelijke opgave in een land waar veiligheid niet bestaat en achter elke hoek de onmenselijkheid hoogtij viert.
In zijn streven dat gebrek aan menselijkheid realistisch weer te geven, ontpopt Rugeles zich als een pessimist. Aan gruwelen, fysiek en psychisch, geen gebrek in Alias Maria. Het maakt het kijken van de film geen gemakkelijke opgave, maar een uitputtingsslag. Vooral vrouwen en kinderen moeten het ontgelden in deze miserabele wereld, waar het recht van de sterkste geldt. Sterker nog, in de guerrillaoorlog dienen zij überhaupt geen vrouwen of kinderen te zijn, maar soldaten als alle anderen. Voor jeugdige onschuld is geen ruimte. Voortdurend medisch onderzoek van de vrouwen in de beweging is de normaalste zaak van de wereld. Een wereld vol dubbele standaarden natuurlijk. De commandant mag als enige onder zijn kameraden een kind krijgen zonder dat hieraan getornd wordt. Vervolgens moeten zijn ondergeschikten hun leven wagen om zijn kroost in veiligheid te brengen. Daarnaast worden vrouwen in de strijd beschouwd als gelijken, maar 's nachts als bedwarmers voor de mannen. Als romantiek met hun strijdmakkers tot de logische gevolgen leidt, staan ze er echter alleen voor met hun ongeboren kind. Dat ook mannen verantwoordelijk zijn voor zwangerschap, is niet aan de orde. Aan haar minnaar, streng trouw aan de verzetsdoctrine, heeft Maria helaas niets; hun kind is niet gewenst.
Het leven en lijden van FARC-strijd(st)ers is een bestaan zonder hoop, bezweert Rugeles. Hij onderstreept dat stilistisch door het beeld grijs te filteren, waardoor de doorgaans groene jungle een opvallend grauw oord verwordt, ontdaan van de meeste kleur. Daarmee wordt het bloed dat vergoten wordt benadrukt, hoewel hij het gelukkig niet zoekt in excessief bloedvergieten. Desondanks, voor een onthoofding of schot door het hoofd draait hij zijn hand ook niet om. Gepaard met een constante kakofonie van junglegeluiden op de soundtrack wordt met kracht beklemtoond dat dit geen plek is voor kinderen als Maria. Dat Rugeles voor de meeste rollen geen gebruik maakte van professionele acteurs, maar van mensen die uit soortgelijke gewelddadige milieus stammen, is prijzenswaardig. Echter, qua medeleven pakt dit niet altijd goed uit. Hoofdrolspeelster Karen Torres maakt haar acteerdebuut met deze rol, maar haar voortdurend emotieloze gelaatsuitdrukking en tekort aan tekst voor een dergelijk dragende rol maken het moeilijk ons in te leven in haar situatie.
Inleving is sowieso iets waar Alias Maria ons van weerhoudt. Rugeles verkiest het erin rammen van de harde boodschap boven het leveren van een bevredigende kijkervaring. De film schakelt van de ene misère naar de andere, waarbij de mensonterende positie van vrouw en kind in het oorlogsgebied ons snel murw slaat en slechts afstandelijkheid opwekt. Voor hoop voor de toekomst wordt geen ruimte gemaakt. Ondanks de diversiteit in Maria's jungle-eenheid een tienermeisje, een jongetje van amper elf, een donkere man is de baby, ongeboren en onbesproken of al geboren en niet te negeren, de outcast: een aanwezigheid die er niet had mogen zijn. De toekomst, de hoop voor een volgende generatie, is de buitenstaander, waarmee wordt onderstreept dat het schijnkameraadschap van de guerrillabeweging eveneens geen toekomst kent. Rugeles' stampt alle ellende er hard in, maar zijn tekort aan hoop, het gebrek aan het leveren van een uitweg, zorgt ervoor dat de kijker de zaal desondanks apathisch verlaat.