We leven in een hypersnelle maatschappij gedomineerd door managers die alles efficiënter en sneller willen en de modernste snufjes die alles gemakkelijke en eenvoudiger moeten maken. Vervelende bijkomstigheid is dat het er allemaal een stuk onpersoonlijker en ongezelliger op wordt. Jacques Tati had dit al snel ingezien. In zijn bescheiden oeuvre speelt de moderne vooruitgang een prominente rol. Afgezet tegen het leven van de enigszins achtergestelde dorpeling en fors uitvergroot doet hij ons er tevens de hilariteit en vooral absurditeit van inzien. Of het nu een hypermoderne keuken met hoogst overbodige of onduidelijke attributen in Mon Oncle is, of de postbode die in Jour de Fête naar Amerikaans voorbeeld met rapidité de post op de juiste plek probeert te bezorgen.
Jacques Tatischeff, bij wie naast zijn Russische komaf ook een druppel Nederlands bloed door de aderen vloeide, maakte slechts twee korte films, vijf speelfilms, één aan circus gewijde Zweedse televisiefilm en een onafgemaakte documentaire. Tati had ondanks het geringe aantal wapenfeiten een bewogen loopbaan met lange tussenperiodes. Zijn futuristische vierde speelfilmproject Playtime was een peperduur debacle dat leidde tot Tati's faillissement. En zijn laatste speelfilm, het met Nederlandse centen gefinancierde Trafic, markeerde in 1971 tevens het laatste optreden van Tatis eigen alterego Monsieur Hulot.
Tati debuteerde echter al in 1949 met Jour de Fête, waarmee hij de naoorlogse Franse maatschappij de broodnodige verlichting bracht. Het is een eenvoudige dorpse komedie, met een benijdenswaardig idyllische setting. Het speelt zich allemaal af tijdens de jaarlijkse feestdag waar het hele dorp Saint-Sévère-sur-Indre voor is uitgerukt. Centraal staat de hyperactieve postbode François, een rol overgenomen uit Tati's eerste korte film gespeeld door hemzelf, die zich door een serie bizarre ontmoetingen en voorvallen heen worstelt. In de plaatselijke bioscoop raakt hij geïnspireerd door de ingenieuze wijze waarop de Amerikanen hun post rondbrengen. Dat moeten de Fransozen ook kunnen, maar dan wel op hun manier.
Perfectionist Tati nam in de jaren veertig zijn speelfilmdebuut in zowel zwart-wit als kleur op. De zwart-witversie belandde uiteindelijk in de bioscopen. Het British Film Institute restaureerde de ongebruikte kleurenopnames en knutselde met hulp van Tatis dochter eind jaren negentig een nieuwe kleurenkopie van Jour de Fête in elkaar. De kwaliteit ervan liet veel te wensen over en sommige scènes waren enkel in zwart-wit te bewonderen. Een recent initiatief richtte zich op het digitaal oppoetsen en repareren van de oorspronkelijke bioscoopversie die nu opnieuw in roulatie is gebracht. Het resultaat is visueel verbluffend, maar doet het enigszins gedateerde karakter van Tatis komedie niet geheel vervagen. Ook het gebrek aan richting dat de film tot aan de ingeving van de postbode heeft kan enigszins storen.
Toch blijft Jour de Fête een belangrijk filmhistorisch en maatschappijkritisch document. Het bevat nagenoeg alle belangrijke themas van Tatis latere werk, maar ontbeert tot aan de ingeving van de postbode richting. De vernieuwingskoorts waardoor François gegrepen wordt en de satirische wijze waarop Tati deze inkleedt, werken ruim zes decennia na dato nog steeds op de lachspieren. François probeert met ouderwetse middelen, namelijk zijn eigen fiets, de snelheden van de grote Amerikaanse jongens te halen. De stunts die Tati zelf uithaalde blijven spectaculair en beelden van een postbode die met een horde wielrenners meefietst hebben een iconische status bereikt. De intieme dorpsdynamiek is charmant, enigszins kneuterig, maar ook een uitermate geschikt podium voor Tatis slapstick. Dialogen zijn van ondergeschikt belang en vaak wordt er zelfs maar wat onverstaanbaars gemompeld. Jour de Fête laat de eerste schreden zien van een filmmaker met een ongebreidelde passie, die met een bescheiden cv een onvergetelijke stempel op de Franse cinema drukte.