Een heilige is iemand die we eren om de offers die ze maken, en hun inzet in het verbeteren van de wereld, zo spreekt een van de katholieke leraren van Olivers basisschool. Zijn norse buurman Vincent lijkt op het eerste gezicht op het perfecte voorbeeld van iemand die totaal niet aan deze beschrijving voldoet. De cynische ouwe zuurpruim zuipt er flink op los, vergokt al zijn geld in de paardenraces en gaat al in een van de eerste scènes van bil met een zwangere Oost-Europese prostituee. Met tegenzin stemt Vincent toe om op zijn nieuwe buurjongen te passen, zolang er maar een flinke financiële vergoeding tegenover staat. Toch gaat er vaak meer schuil achter een stuk chagrijn dan we op het eerste oog kunnen zien, luidt de boodschap die Theodore Melfi ons met zijn eerste bioscoopfilm duidelijk maken.
Vanaf het moment dat Oliver de opdracht meekrijgt om een spreekbeurt voor te bereiden over een moderne heilige in zijn omgeving, is er dan ook geen doorgewinterde cinefiel voor nodig om te zien waar het plot heen zal gaan. Films rondom een vriendschap tussen een kind en een chagrijnige oude man zijn er immers meer dan genoeg - Pixars Up, om maar eens een voorbeeld te noemen - en lijken vaak ook wel min of meer volgens hetzelfde stramien te verlopen. Hoewel de afloop daarmee van begin af aan misschien al wel redelijk vast lijkt te staan, is het dan ook vooral de weg ernaartoe die telt.
In dat opzicht pakt St. Vincent in elk geval geslaagd uit. Niet in de laatste plaats vanwege een glansrijke bijdrage van het titelpersonage. De inmiddels vierenzestigjarige Bill Murray speelt de rol van cynische brompot met een klein hartje al jaren met verve en heeft dan ook niet veel nodig om een scène volledig naar zijn hand te zetten. Murray wordt bijgestaan door Melissa McCarthy en Naomi Watts, waarbij opvalt dat het juist de gezette comédienne is die de serieuzere rol op zich neemt, terwijl Watts zich uit mag leven als Oost-Europese prostituee. Hoewel laatstgenoemde daarmee op het eerste gezicht misschien iets teveel een karikatuur lijkt te worden, leveren de actrices even aandoenlijke bijdrages.
Jaeden Lieberher blijkt eveneens een uitstekende vondst als buurjongetje Oliver. De jonge Lieberher zet een verrassend nuchtere en vroegwijze kindrol neer, zonder te veranderen in een irritante betweterige snotneus - een kwaal waar veel soortgelijke films nog weleens mee te kampen hebben. Zo zijn we op geestige wijze getuige van Vincents volledig ongepaste optreden als oppasser en leert hij zijn buurjongetje al doende over allerlei zaken die niet geschikt zijn voor de oren van een elfjarige: met welke paarden je het meeste geld kunt winnen; of de beste manier om de neus van een pestkop te breken. Situaties die normaliter al snel flauw uit zouden pakken, maar dankzij de aardige vertolkingen en bij vlagen erg gevatte dialogen nooit vervelend worden.
Hoewel St. Vincent weinig van het ongeschreven handboek voor de charmante onafhankelijke feelgoodfilm afwijkt, kijkt het eindresultaat prettig weg. Hier en daar dreigt Melfi nog weleens uit te schieten in clichés - natúúrlijk worden de hoofdpersoon en de pestkop op school uiteindelijk de beste maatjes - of sentimentaliteit in de vorm van de net iets te vaak aanwezige akoestische uptempo indienummers, maar gelukkig slaagt de ervaren cast erin om de boel binnenboord te houden. Alleen al het heerlijke optreden van Murray is aanstekelijk genoeg om het publiek zonder mokken de aftiteling uit te laten zitten.