Paul Thomas Anderson heeft de lat hoog gelegd. Met There Will Be Blood (2007) en The Master (2012) maakte hij twee meesterwerken op rij: prachtig gelaagde films die in een hypnotiserend tempo menselijke karaktereigenschappen op een feilloze manier wisten te ontleden. Logisch dat de verwachtingen voor Inherent Vice hooggespannen waren. Misschien te hooggespannen.
Om maar meteen met de deur in huis te vallen: Andersons nieuwste film komt niet in de buurt van zijn vorige twee pareltjes. De bewerking van het gelijknamige boek van Thomas Pynchon heeft tal van gedenkwaardige scènes en hilarische momenten, maar voelt als geheel meer als een lange aaneenschakeling van onthullingen en wendingen.
Die komen allemaal op het bord te liggen van Doc Sportello, een doorgeblowde oorlogsveteraan en privédetective die in het Los Angeles van 1970 verwikkeld raakt in een zaak met een duizelingwekkende hoeveelheid personages en intriges. Alles begint met een bezoek van zijn ex, die vertelt dat ze bang is dat haar nieuwe minnaar - een stinkend rijke vastgoedhandelaar - door zijn overspelige vrouw in een gekkenhuis gestopt gaat worden. Doc gaat op onderzoek uit en gebruikt zijn verschillende ingangen bij de autoriteiten, terwijl hij intussen nog een andere zaak aanneemt van een verslaafde vrouw die vermoedt dat haar doodverklaarde echtgenoot nog altijd ergens in leven is.
Inherent Vice is op dat punt ongeveer een half uur op gang en heeft dan nog geen duidelijke richting gekozen. Met ieder nieuw personage dat Sportello ontmoet, stapelen de verwikkelingen zich verder op. Op zich is daar niets mis mee, maar Anderson haalt er teleurstellend weinig spanning uit. Waar hij eerder op een geweldig sfeervolle en filmische manier verhalen vertelde (zie alleen al de zinderende woordloze opening van There Will Be Blood), wordt er nu opmerkelijk veel gepraat. Vrijwel alle informatie die de kijker nodig heeft om het plot te snappen - en dat is nogal wat - zit in gesprekken tussen Sportello en de mensen die hij tijdens zijn onderzoek spreekt. Iedere keer worden er weer nieuwe namen genoemd en lijntjes uitgelegd om het verhaal verder te helpen en de intriges nog complexer te maken. Vermoeiend, zeker met een speelduur van bijna tweeënhalf uur.
Vervelen doet deze film echter geen moment. Anderson houdt een hoog tempo aan door verschillende genres af te wisselen. Het ene moment is Inherent Vice een volbloed film noir, het andere moment een absurdistische komedie. Er komen heerlijk krankzinnige situaties voorbij. Zo speelt Martin Short een geweldige bijrol als cokeverslaafde tandarts en is vooral Josh Brolin fijn om naar te kijken als de halfverknipte agent met wie Doc goed- en kwaadschiks probeert samen te werken.
Achter al die wilde gekkigheid zit intussen een serieuzere ondertoon over mensen - zoals Doc - die zich proberen vast te klampen aan de vrijheid en blijheid van de jaren zestig, terwijl politiek, economie en maatschappij een nieuwe richting zijn ingeslagen. Niet vreemd is het dus dat hoofdrolspeler Joaquin Phoenix eruitziet als een mix van de Robert DeNiro in Taxi Driver en Dennis Hopper in Apocalypse Now; klassieke filmpersonages die net als Doc onder de oppervlakte getekend zijn door de Vietnamoorlog.
Het is typerend voor Anderson om symboliek en diepere lagen aan te brengen, maar in het geval van Inherent Vice komt dat minder goed tot zijn recht. De kijker wordt te veel en te lang beziggehouden met informatie verwerken. Dat maakt het uiteindelijk ook lastiger om volledig mee te gaan in de wilde opeenstapeling van verwikkelingen. Hoe intrigerend of komisch die vaak ook zijn.