In Frankrijk zijn de presidentsverkiezingen net achter de rug en ditmaal viel wél de keuze op de progressieve kandidaat uit het midden in plaats van de rechts-populistische conservatieveling. Het is goed mogelijk dat laatstgenoemde de verkiezingen niet heeft verloren op haar agenda voor het hedendaagse Frankrijk, maar door een kwestie van een dikke vijfenzeventig jaar geleden: de Holocaust. Net als in Nederland is de Jodenvervolging in Frankrijk nog altijd een heet hangijzer, mede door jaren van ontkenning en bagatellisering. Marine Le Pens controversiële opmerkingen hadden betrekking op de Franse betrokkenheid bij de razzia van juni 1942, waarbij meer dan dertienduizend Joden werden verzameld in het Parijse wielerstadion Vélodrome d'Hiver. Volgens haar kan de Franse regering van destijds hierop niet worden aangekeken en legt hun onderwijs te veel nadruk op de negatieve aspecten uit de Franse geschiedenis. Un Sac de Billes lijkt daarmee haast specifiek voor Le Pen te zijn gemaakt.
Deze film gaat weliswaar niet over deze razzia (zie daarvoor La Rafle en Haar Naam Was Sarah), maar wel over de Jodenvervolging in Frankrijk en laat geen enkele gelegenheid onbenut te benadrukken dat dit toch echt allemaal kwam door de Duitse bezetter. En dan niet louter de nazikopstukken, maar letterlijk elke Duitser die destijds in Frankrijk rondliep. De nuance van alweer decennia oude Franse films als L'Armée des Ombres en Monsieur Klein is hier ver te zoeken. Wanneer een goede verzetsstrijder door de slechte Duitsers wordt gefusilleerd, roept hij nog even fijn de drie Franse kernbegrippen: "Vrijheid, gelijkheid, broederschap!" Marine Le Pen kan tevreden zijn.
Zonder voorkennis lijkt dit gebrek aan nuance nog wel overkomelijk. Er lijkt namelijk te worden gemikt op een soort jongensboekverhaal, compleet met dezelfde kitscherige stijl als War Horse en The Book Thief. Waar die films nog het excuus hadden volledig fictief te zijn, gaat die vlieger voor Un Sac de Billes helaas niet op. Dit is namelijk een verfilming (de tweede alweer) van het gelijknamige autobiografische boek over de oorlogservaringen van de Joodse Joseph Joffo, die met zijn familie in 1942 Parijs ontvluchtte. Voor dat zover is, krijgen we de bezette hoofdstad te zien als een opvallend kleurrijke plek waar een vrolijk pianomuziekje de toon zet voor een fijne schelmenstreek van de jeugdige hoofdpersoon: voor het bordje van zijn vaders kapperszaak gaan staan, zodat Duitse soldaten binnenwandelen om zich onbewust door een Jood te laten knippen. Dat zal ze leren!
Het lijkt een (k)luchtige binnenkomer die moet contrasteren met de hierop volgende periode waarin alles duister en naar zal worden, maar het is min of meer hoe de rest van de film zich laat bekijken. Na te zijn gevlucht voor vervolging, poogt het opgesplitste gezin de veiligheid van de Franse zuidkust te bereiken. Na wat betekenisloze rondzwervingen (uiteraard dwarsgezeten door slechte Duitsers en geholpen door goede Fransen) worden de jonge Joseph en zijn iets oudere broer in Nice herenigd met hun ouders. Dit resulteert in een segment dat overduidelijk bedoeld is als 'de goede tijd', maar de toegepaste esthetiek en belachelijke hoeveelheid muziek wijken nauwelijks af van hoe de sfeer in Parijs werd neergezet.
Muziek en geluid vormen een probleem dat steeds weer de kop opsteekt. Regisseur Christian Duguay heeft een goed oog voor mooie plaatjes, maar de kunst van effectief stilte toepassen beheerst hij niet. En dat terwijl de Holocaust wel een paar stille momenten kan gebruiken. Is het niet de constant aanzwellende muziek, dan wordt de stilte wel doorbroken door een voice-over van de hoofdpersoon die op een niet bijster veel hogere leeftijd weinig inzichtelijks te melden heeft. Oh, en de titel? Die heeft betrekking op een vlug afgeraffelde passage waarin de hoofdpersoon zijn gele davidster met een naïeve leeftijdgenoot ruilt tegen een zak knikkers. Hier wordt vervolgens niets meer mee gedaan; hoe het dit jongetje is vergaan, zullen we nooit weten.
Waargebeurde verhalen houden zich niet altijd aan narratieve conventies, dus zijn doodlopende plotlijntjes soms moeilijk te vermijden. Echter, een verhaal dat zich baseert op een tweeënhalf jaar durende periode zou toch wel tot een bepaalde rode draad moeten kunnen komen. Niet in Un Sac de Billes blijkbaar, want krap een half uur voor het einde worden ineens de kaarten geschud: Josephs broer belandt in een hotel waar men communiceert met het verzet en hijzelf gaat werken voor een collaborateur (oh, ze bestaan dus toch?) met een boekhandel, op wiens dochter hij tussen de scènes door heimelijk verliefd is geworden. 'Joodse onderduiker valt voor de charmes van een collaborateursdochter' is eigenlijk een prima uitgangspunt voor een volledige productie, maar in dit geval is het slechts een onuitgewerkt subplot in een film die nooit goed lijkt te weten wat hij nou eigenlijk wil zijn.