Het afsluitende deel van een trilogie kent zo zijn eigen uitdagingen. In het gunstigste geval blijft de stijl van de twee voorgaande films behouden, maar doet de derde film overal een extra schepje bovenop. Er staat meer op het spel, de toon is duisterder, de emoties lopen hoger op, de vijanden breiden hun troepenmacht uit, de actie is grootschaliger en - met een beetje geluk - dient een personage of een geheim uit het verleden zich aan. Maze Runner: The Death Cure vinkt een aantal van deze zaken netjes af, maar laat helaas ook wat kansen liggen.
Positief is dat de Maze Runner-trilogie met The Death Cure een mooie afronding vindt in de gebeurtenissen: in de eerste film moesten de helden uitbreken, in de derde film moeten ze juist ínbreken. Het labyrint is ditmaal niet opgetrokken uit grauwe, betonnen wanden, maar bestaat uit een wirwar van gangen in een hypermoderne wolkenkrabber. Het is de uitvalsbasis van WCKD, een organisatie die op mensen experimenteert alsof het laboratoriumratten zijn, met het doel een remedie te vinden tegen een agressief virus. Degenen die besmet raken met het virus transformeren binnen de kortste keren in schuimbekkende schimmelkoppen, die een beetje doen denken aan de griezels uit de horrorgame The Last of Us.
Voor bloed en gorigheid ben je hier echter aan het verkeerde adres. De Maze Runner-films hebben zich nooit bediend van zulke horrorelementen en dat is met The Death Cure niet anders. Het gebrek aan grafisch geweld in deze dystopie is te verklaren, want de films zijn gebaseerd op de young-adultboeken van de Amerikaanse schrijver James Dashner. Voorop staat dus het bedienen van een doelgroep die hoofdzakelijk zal bestaan uit jongvolwassenen.
En dat is precies wat regisseur Wes Ball (die ook de voorgaande twee films maakte) poogt te doen. Vanaf de eerste minuut geeft hij plankgas. Letterlijk, want tijdens de openingsscène ontvouwt zich een dollemansrit, waarbij een schrootwagen de achtervolging inzet op een trein vol met gevangenen. Opvallend is hoe goed Ball deze actiescène in beeld weet te brengen. Regelmatig scheert de camera vlak langs vervaarlijk krakende voertuigen die over de hobbelige woestijnweg denderen. Het is bijna alsof je naar een milde variant van Mad Max: Fury Road aan het kijken bent.
Helaas begint het plot even later net zo hard te kraken en te piepen. De hoofdpersonages krijgen tijdens hun reddingsactie zo veel tijd van hun tegenstanders om te ontsnappen, dat ze op hun dooie gemak een potje hadden kunnen kaarten in de treinwagon. Als zoiets eenmalig is, wil je dat nog weleens door de vingers zien, maar jammer genoeg blijft het daar niet bij. De vijanden arriveren steeds te laat, schieten constant mis en gaan bovendien veel te snel bij de pakken neerzitten, wat tot gevolg heeft dat het spanningsniveau enorm keldert.
En áls de helden dan eens in een hoekje worden gedreven door de schurken, beroept Ball zich vrijwel meteen op een deus ex machina. Sommige personages (zoals Brenda en Jorge) lijken zelfs louter en alleen in het scenario te zijn opgenomen om anderen uit een benarde positie te redden. Wellicht treedt dat mankement extra op de voorgrond vanwege de lange speelduur van de film. Met het grootste gemak kun je een half uur schrappen, zonder dat een wezenlijk aspect van het verhaal verloren gaat.
Toch mag dat de pret niet helemaal drukken, want het staat buiten kijf dat de castleden goed op elkaar zijn ingespeeld en zichtbaar plezier hebben met acteren. Bovenal is het fijn dat de hoofdpersonages niet kopje-onder gaan zodra de hel losbreekt tijdens de beslissende finale. Sterker nog: de banden tussen enkele personages worden juist méér aangehaald door het strijdgewoel. Hoewel Maze Runner: The Death Cure niet de boeken in zal gaan als een overdonderend sluitstuk, is het een vermakelijke afronding van een trilogie die over de gehele linie stijlvast is. Een kleine bonus: als we het eindshot mogen geloven, staan ons mogelijk toch nog meer doolhofavonturen te wachten.