Doggy Style heeft een dusdanig sterk uitgangspunt dat het opvallend is dat we het nog niet eerder hebben gezien: een avontuur met huisdieren in de hoofdrol, maar dan niet uitgevoerd als brave familiefilm maar als uiterst grove komedie. Vergelijk het gerust met Sausage Party, dat eveneens een type film kaapte dat normaal gesproken alleen voor kinderen is bestemd en het volplempte met humor voor volwassenen. En net als bij die animatiefilm zal vast niet iedereen daarvan gecharmeerd zijn, wat de makers waarschijnlijk aan hun reet zal roesten. Doggy Style is namelijk heerlijk schaamteloos.
Structureel wordt nauwelijks afgeweken van de brave familiefilms die Doggy Style op de hak neemt: wanneer de naïeve borderterriër Reggie ver van huis verzeild raakt probeert hij uit alle macht terug te komen bij zijn baasje. Alleen wordt deze odyssee nu eens niet gestart uit blinde loyaliteit, maar uit wraakgevoelens. Hij krijgt hierbij hulp van drie gelijkgestemde honden.
In principe hoeft een film met zo'n uniek verkoopargument niet eens goed te zijn om succes te hebben. Gewoon een flinke dosis grappen, wat bekende acteurs voor de stemmenrollen en een redelijke marketingcampagne zouden garant moeten staan voor een financieel succes. Doggy Style beschikt over alle drie, maar blijkt ook gewoon een verrassend goed uitgevoerde film.
Want waar veel komedies met een specifiek concept blijven hangen in dezelfde grap heeft Doggy Style zowaar een prima lopend plot dat de vier viervoeters steeds in nieuwe situaties laat belanden. Door de efficiënte vertelling blijken sommige persoonlijke ontwikkelingen ook verrassend overtuigend in plaats van een moetje. Simpelweg omdat ze nu eens niet volledig uit de lucht komen vallen, "want het is toch maar een domme komedie", maar omdat er narratief netjes naartoe is gewerkt.
Het is waarschijnlijk dan ook geen toeval dat de aftiteling Phil Lord en Christopher Miller als producenten vermeldt. Dit duo liet met de Jump Street-films al zien niet vies te zijn van wat onderbroekenlol, zolang het maar verpakt zit in een solide plot. Het is vermoedelijk evenmin toeval dat ze op de aftiteling van Sausage Party een bedankje kregen.
Hoe hard er om Doggy Style te lachen valt zal afhankelijk zijn van ieders gevoel voor humor, maar de film doet zeker zijn best. Er is een goede wisselwerking tussen de vier uiteenlopende hoofdpersonen en de constante verandering van omgeving zorgt voor voldoende variatie in de humor. En hoe vaak zie je nou vier honden in slowmotion op een rij door de straat lopen terwijl ruige hiphopmuziek klinkt en de kleinste van hen een toekijkend oud vrouwtje weet te intimideren? Met goede smaak heeft het allemaal weinig te maken, maar het is wel gewoon goed uitgevoerde komedie.
Het is ook duidelijk te horen dat de acteurs een hoop lol hebben met het inspreken van de extreem grove en absurdistische dialogen. Vooral Jamie Foxx is perfect op zijn plek als bostonterriër met een grote bek en een klein hartje. Foxx blijkt daarmee maar weer eens net als Mark Wahlberg: beiden willen graag de coole actieheld uithangen of in prestigefilms laten zien dat ze écht kunnen acteren, maar overtuigen toch het meest in komedies als grofgebekte figuren met een kort lontje en iets te veel zelfvertrouwen.
Waar in het faliekant mislukte Cats constant over katten werd gezongen zonder iets te benoemen dat enigszins rijmt met hoe katten in werkelijkheid zijn, om af te sluiten met de wijsheid dat een kat geen hond is (no shit, Judi Dench), heeft Doggy Style zowaar een aantal rake grappen over het hondenbestaan. Zo leren we hoe honden vuurwerk ervaren, hoe de duivel er volgens hen uitziet en waarom je een hond nooit een klopklop-grap kan vertellen. Het is allemaal heerlijk stupide, maar het past prima binnen het concept. Doggy Style is daarmee behalve grappig ook verrassend consistent.