Hindoe-nationalisme bestaat al sinds het eind van de negentiende eeuw. Mahatma Gandhi werd bijvoorbeeld in 1948 vermoord door een extremistische hindoe-nationalist. Maar de ideologie heeft een enorme doorstart beleefd sinds Narendra Modi en diens Bharatiya Janata-partij in 2014 in India aan de macht kwamen. In de commerciële cinema van Bollywood zie je dat vooral terug in historische propagandafilms vol wapperende vlaggen en moslims als schurken. De kleine filmhuisfilm Nasir is echter een veel interessantere bespiegeling op het effect van hindoe-nationalisme in het dagelijks leven in India, specifiek in de zuidelijke deelstaat Tamil Nadu.
Regisseur Arun Karthick kiest ervoor dat effect niet uit te leggen via dialoog, maar een van de gevaarlijkere elementen van hindoe-nationalisme voelbaar te maken. Specifiek hoe propaganda die in India door regeringspartij BJP en aanverwanten tot plotselinge erupties van geweld kan leiden. Vooral uitgevoerd door extremisten, die bepaalde beweringen over niet-hindoes als zoete koek slikken, en dan zelf beslissen de volgende logische stap te zetten. Karthick laat de kijker in Nasir dat voelen vanuit het perspectief van een gewone, werkende moslim die in Coimbatore in Tamil Nadu woont. Hij moet zich de propaganda dagelijks laten welgevallen, en wordt uiteindelijk het slachtoffer van dat geweld.
Na zijn abstractere debuut The Strange Case of Shiva is Nasir als tweede film een grote sprong voorwaarts voor Karthick, zowel qua vorm als inhoud. Daar kunnen we later ook nog veel bijzonders van verwachten. De filmmaker, zelf ook afkomstig uit Coimbatore, Tamil Nadu, baseerde zich voor zijn film op een kort verhaal van Dilip Kumar, 'The Story of a Clerk', dat zich tegen de achtergrond van religieuze rellen afspeelt.
Het titelpersonage Nasir is een zachtaardige, simpele man die worstelt om het hoofd boven water te houden in een harde wereld. Hij verkoopt kleding voor de kost, waarmee hij net genoeg bij elkaar probeert te schrapen om voor zijn zieke moeder en gehandicapte (geadopteerde) zoon te zorgen. Soms ziet hij zijn vrouw wekenlang niet, aangezien zij ook lange dagen werkt en daarvoor ook nog eens moet reizen. Desalniettemin blijft hij een positieve instelling op het leven houden, die zich uit in zijn voordragen van poëzie, zijn gebeden tot Allah en in de liefdesbrieven die hij naar zijn vrouw schrijft.
Geld is niet zijn enige probleem. Terwijl hij zijn dagelijkse ding doet, schalt door de hele stad door luidsprekers hindoe-nationalistische propaganda tegen niet-hindoes. Deze worden niet afgespeeld voor de film, maar zijn gewoon opgenomen tijdens het filmen van het straatbeeld. Als Nasir eindelijk kan ontsnappen aan het geluid van de luidsprekers, in de kledingwinkel waar hij werkt, moet hij luisteren naar zijn baas die walgelijke anti-moslimretoriek uitspuwt. Nasir begint zich af te vragen of zijn familie niet beter af zou zijn als migranten in Abu Dhabi, waar hij meer zou kunnen verdienen en niet door zowel zijn baas als zijn klanten beledigd en slecht behandeld zou worden vanwege zijn religie. Waar de haatdragende, gewelddadige uitspraken hem niet elke dag zouden omringen, totdat deze in echt geweld zal uitbreken.
Het claustrofobische gevoel dat hij daardoor krijgt, is invoelbaar gemaakt door strakke close-ups van gezichten en objecten, zorgvuldig in een 4:3-kader gefilmd. Karthick doet dit naar eigen zeggen om 'de kijker in te sluiten,' en dat werkt heel goed. Ondanks dit opvallende stijlmiddel voelt Nasir soms als een documentaire, waarin het dagelijks leven van Nasir als een soort tweederangsburger wordt geobserveerd. Om deze observaties te maken, verhuisde Karthick zelf voor het filmen een paar maanden naar een moslimbuurt in Coimbatore, om het lokale leven beter te leren kennen. Waarna hij Nasir grotendeels in die buurt draaide. Dit geeft de film een indrukwekkende intimiteit en directheid, die de conclusie extra kracht bij zet.