Is de corruptie in de Spaanse politiek een kwestie van een paar rotte appels of is het meer te vergelijken met georganiseerde misdaad? Geïnspireerd door de golf van schandalen die de politiek in Spanje deze eeuw teistert, maakte regisseur Rodrigo Sorogoyen samen met scriptschrijver Isabel Peña de spannende politieke thriller El Reino, oftewel het koninkrijk. Hierin zijn de Spaanse politici een ongehoorde bende, die Europese subsidies en Spaanse belastingen via allerlei constructies in eigen zak laten verdwijnen. En het ergste is: bijna iedereen doet mee, of weet ervan.
Hoewel de hoofdpersonen/schurken in El Reino tot één partij behoren, wordt volledig in het midden gelaten om welke partij het gaat en tot welke politieke stroming deze behoort. Sorogoyen en Peña maken geen onderscheid tussen politieke partijen en stromingen in hun razende aanklacht tegen de corruptie in de Spaanse politiek. Razend, niet alleen vanwege de bijtende kritiek maar ook vanwege de ademloze stijl met een zeer beweeglijke camera en snelle montage, die het scherpe script van extra tempo en spanning voorzien.
Manuel Lopez-Vidal beweegt zich van het ene dure etentje naar het andere achterkamertje, voortdurend bezig met het sluiten van deals. Dat lijkt zijn vruchten af te werpen. Hij en zijn familie leiden al een zéér comfortabel over de ruggen van belastingbetalers, maar hij staat ook nog eens op het punt om te promoveren tot het nieuwe partijhoofd van een autonome gemeenschap (vergelijkbaar met de Amerikaanse staten) van Spanje. Maar dan wordt één van zijn partijgenoten met wie hij veel samenwerkte opgepakt voor corruptie, verduistering en nog een hoop misdaden. Manuel wordt meegezogen in het onderzoek naar zijn maat.
Als zijn partij besluit hem als zondebok af te serveren om het schandaal te beperken, besluit hij maatregelen te nemen: hij gaat bewijs tegen zijn partijgenoten verzamelen, inclusief zijn directe meerderen, als verzekering. Zo wordt hij in de tweede helft opeens een onwaarschijnlijke held die bewijs tegen corruptie probeert te verzamelen, ondanks dat hijzelf net zo corrupt is en het puur uit eigenbelang doet. Dankzij zijn positie als protagonist en het charismatische spel van Antonio de la Torre is het moeilijk om niet met deze nare man mee te leven, en te hopen dat het hem lukt de strijd te winnen van de partijbazen en zijn directe collega's.
Het heeft ook iets absurds, dat de toekomst van de Spaanse politiek afhangt van het verstoppen van usb-sticks in schoenen en het binnensmokkelen van opnameapparatuur in het kantoor van een zakenman. Dat levert ook een hilarische scène op, waarin deze zakenman helemaal van het padje raakt als hij denkt dat het allemaal voorbij is, prachtig overdreven gespeeld door Luis Zahera - één van de vele Spaanse acteurs van middelbare leeftijd die vaak tot kleine rolletjes worden gereduceerd, maar hier de kans krijgen om te laten zien wat ze kunnen.
Een ander schijnbaar klein moment dat uitgroeit tot een hoogtepunt is het onhandige gesteggel om een stapel belastende papieren in het huis van een collega, waar diens dochter op dat moment een wild feest vol drank, drugs en seks houdt. De climax is de laatste scène, waarin de voorlaatste speech een applaus kreeg tijdens de Spaanse première op het filmfestival van San Sebastian, wat vervolgens meteen slim ondermijnd wordt door de allerlaatste speech. Sorogoyen en Peña stellen daarmee een belangrijke vraag die tijdens de aftiteling en daarna blijft hangen.