Eerst nadenken dan doen, wordt keer op keer tegen Bo gezegd. Samen met haar broer gaat de impulsieve tiener gebukt onder de echtscheiding van haar ouders. De moeder vindt een appartement buiten de stad en de twee beginnende pubers trekken bij haar in. Het appartement is klein, minder luxe dan het ruime huis van hun vader en heeft maar één slaapkamer voor hun tweeën; dat wordt delen dus. De broer en zus houden zich groot onder deze omstandigheden. Van buiten ogen ze kalm, maar van binnen kolkt het.
Dat is de premisse die Vechtmeisje voortdurend onderstreept: die van een wereld waar alles maar gaat zoals die gaat, vol tegenslagen en gedwongen veranderingen, waarin een jong individu moet opkomen voor zichzelf. Dat geldt voor Bo, het vechtmeisje dat bij toeval vanaf een hoge flat haar nieuwe buurmeisje een bokshandschoen ziet verliezen en deze terug wil geven. Via het ellenlange trappenhuis spoedt Bo zich naar beneden, raapt de handschoen op en geeft deze terug aan Joy die inmiddels is gearriveerd op haar boksschool. Geluid van slippende sportschoenen, intensief gehijg en bovenal een zichtbare discipline bij de trainende leeftijdsgenoten verwonderen haar.
Dat ziet Bo ook wel zitten, opgekropte frustraties van je afslaan. Het motief heeft ze immers: haar ouders doen niets anders dan ruziemaken, de band met haar emotioneel verzonken broer is niet bepaald aangenaam en ze heeft weinig te doen in haar nieuwe buurt. "Ik wil vechten", zegt Bo gedecideerd tegen de trainer van de boksschool. "We hebben een cursus zelfverdediging?", antwoordt de trainer honend. "IK WIL BEUKEN!", schreeuwt Bo uiteindelijk uit.
Het iele meisje afkomstig uit een warm, maar gebroken nest betreedt de harde wereld van het boksen. Al snel pikt Bo de sport op; ze is een natuurtalent en traint hard. "Links! Rechts! Hup, kom op. Doorgaan", horen we de trainer schreeuwen. Samen met haar beste vriendin Joy maakt Bo veel meters. Ze heeft al snel een doel voor ogen: de beste worden en die blinkende trofee winnen die steeds vanuit de glazen prijzenkast naar haar lonkt. Bo's broer durft op zijn beurt niet te doen wat hij het liefste wil: rockmuziek spelen in een band in plaats van het klassieke gejengel dat hem naar het conservatorium brengt, zoals zijn vader graag zou zien. Samen met de alsmaar ruziemakende ouders zijn dat de voornaamste verhaallijnen die regisseur Johan Timmers verenigt in Vechtmeisje.
Drift. Ambitie. Gevoeligheid. Actrice Aiko Beemsterboer laat al deze facetten beheerst terugkomen in de personificatie van Bo. Dat is niet de zwakte van de film, integendeel. De doorzichtige uitwerking van het afgemeten plot is dat wel. Ouders die voortdurend ruziënd aan de telefoon hangen onder toeziend oog van hun kroost, Bo die als nieuweling linea recta privéles krijgt (nota bene met haar beste vriendin tegenover wie ze even later in de ring staat), slappe dialogen en vluchtige spanningsmomenten die het verhaal van enig voltage proberen te voorzien.
De ongetemperde driften van Bo die hier en daar in het wilde weg mept staan daarom vaak haaks op de gladgepolijste beeldtaal die veel te netjes is. Boksen staat gelijk aan rondvliegend zweet, blauwe plekken en zere spieren. Aan rauwe emotie en sportieve agressie. Aan een onverwachte uppercut die je niet in de ring, maar wel tijdens een film als deze wil verwachten.