Alexander Pechersky liet in 1990 op tachtigjarige leeftijd het leven. Dat de Russische verzetsstrijder zo oud heeft mogen worden is een wonder op zich, want gedurende zijn leven heeft de man meer doorstaan dan wat menig persoon na had kunnen vertellen. Van het overleven van tyfus tot strijden in de slag om Moskou, en meerdere verblijven in verschillende concentratiekampen tijdens de oorlog - en later zelfs nog een periode in een goelag tijdens het regime van Stalin. Uiteindelijk zal de man echter vooral herinnerd blijven worden om zijn heldendaad in kamp Sobibór, waar hij op 14 oktober 1943 een opstand leidde, en drieënvijftig Joodse gevangenen naar de vrijheid leidde.
Ondanks zijn heldhaftige daad leefde Pechersky voor het grootste gedeelte van zijn leven een vrij anoniem bestaan. Pas jaren na het verschijnen van zijn biografie, enkele documentaires, en een tv-film (die Rutger Hauer in 1987 een Golden Globe opleverde) begon de campagne voor een meer grootschalige verering van Ruslands nationale oorlogshelden op het witte doek pas recentelijk op stoom te komen. Enkele jaren later is daar met Konstantin Khabensky's Sobibor - tevens de Russische Oscarinzending voor de beste niet-Engelstalige film - het resultaat.
Voor vrijwel iedere film die zich afspeelt in een concentratiekamp, is de grootste uitdaging voor de makers om een zwaar onderwerp als de Holocaust op een zo respectvol mogelijke manier te benaderen. De algemene consensus hierin lijkt te zijn dat een zekere vorm van ontzag en ingetogenheid op zijn plaats is bij iets wat nog steeds erg gevoelig ligt binnen de samenleving. Voor ieder beginnend filmmaker een lastig thema om zich aan te wagen, maar Khabensky maakt het zichzelf nog eens extra lastig door naast de regie ook nog eens de hoofdrol op zich te nemen.
Naar verluidt was Khabensky in een vroeg stadium alleen betrokken als acteur, maar ging hij op aandringen van de studio overstag om ook de regie te doen. Over de vraag of het misschien niet chiquer was geweest om te bedanken voor de eer, of de hoofdrol aan iemand anders over te laten valt wellicht te discussiëren, maar duidelijk is dat deze dubbelfunctie hem niet op het lijf geschreven is. Hoewel Khabensky met zijn acteerervaring geen al te slechte indruk maakt - zeker naast een aanzienlijk aantal van zijn medespelers - weet hij achter de camera een stuk minder te overtuigen.
Zo is Sobibor op het gebied van structuur en montage een aardig rommeltje geworden. Regelmatig maakt de film schijnbaar willekeurige sprongen tussen de gevangenen in het kamp, zonder te weten waar hij de focus wil leggen. Voor verscheidene personages lijkt aanvankelijk een wat grotere rol te zijn weggelegd dan later het geval blijkt te zijn, wat doet vermoeden dat deze verfilming in eerste instantie bedoeld was als een langgerekt epos of zelfs een miniserie, maar er uiteindelijk een hoop materiaal aan de montagetafel is komen te sneuvelen.
Een problematischer aspect schuilt echter in de manier waarop de mensonterende praktijken in het kamp verbeeld worden. Khabensky schuwt weinig. Al in het eerste kwartier zijn we getuige van een grote groep ontklede vrouwen die naar een gaskamer worden geleid om hun noodlot te ontmoeten. Schokkende beelden, die ongeacht hoe vaak we ze terugzien komen in films over dit thema nooit zullen wennen.
Dat laatste lijkt Khabensky zich echter niet helemaal te beseffen. Hoewel de beelden op zichzelf al aangrijpend genoeg zijn, vindt hij het toch nodig om een veelvoud aan cinematische trucjes in te zetten om de ernst van de situatie te onderstrepen: van overdreven acteerwerk en geforceerde stijlgrepen tot de vaak veel te overheersende geluidsmix. Met die onnodige pogingen om in te spelen op het gevoel schiet Khabensky zijn doel regelmatig voorbij. Zo wordt vlak na de scène in de gaskamer geknipt naar twee kampbewakers die grappend het afschuwelijke tafereel gade blijven slaan - alsof de kijker nog een extra reminder nodig had dat de nazi's niet deugden.
Uiteindelijk moeten de gevangenen en het publiek een hoop martelpraktijken en vernederingen doorstaan voordat we aan het ontsnappingsplan toekomen. In dit meer geslaagde deel van de film wordt duidelijk dat Khabensky - als acteur voornamelijk bekend van zijn samenwerkingen met Timur Bekmambetov - een stuk beter onderlegd is in actie dan drama. Hoewel er een lange en zwalkende opbouw aan voorafgaat, weet hij de kijker tijdens een zenuwslopende sequentie, waarin diverse bevelhebbers één voor één worden uitgeschakeld, en de daaropvolgende uitbraak op het puntje van de stoel te houden.
Genoeg om de gehele film nog te kunnen redden is de finale echter niet. In het grote plaatje weet Sobibor te weinig toe te voegen aan de bestaande canon van Holocaustfilms. Zelfs met de heftigheid van sommige gruwelpraktijken gaat de film nergens zo diep onder je huid zitten als vergelijkbare titels eerder al deden. Bovendien blijft al het menselijk leed waar we in Sobibor aan bloot worden gesteld te veel in een ongemakkelijk contrast staan met de patriottistische intenties die de makers voor ogen hebben. Dat Pechersky erkenning verdient voor zijn dappere optreden staat buiten kijf - maar een meer ingetogen regie en meer aandacht voor de personages dan alleen hun leed had dit eerbetoon een stuk oprechter gemaakt.