Over de relatie tussen de kunstenaar en zijn werk zijn al hele boeken volgeschreven, maar de centrale vraagstukken zullen waarschijnlijk nooit een definitief antwoord krijgen. In hoeverre is het kunstwerk een verlengstuk van de kunstenaar? Is dit product geheel de prestatie van de bedenker of dienen alle omgevingsfactoren eveneens in ogenschouw te worden genomen? Vooral bij literaire schrijvers zijn deze kwesties van belang, aangezien zij doorgaans in hun eentje boeken schrijven, waarna ze er in de publieke perceptie onvermijdelijk mee vergroeid raken. Maar waarom weten we eigenlijk hoe schrijvers eruitzien en klinken? Zou hun werk niet geheel voor zichzelf moeten kunnen spreken? El Ciudadano Ilustre laat zien dat zelfs de grootste schrijvers niet kunnen ontsnappen aan de oppervlakkige bekendheid die literair succes met zich meebrengt.
In de openingsscène krijgt Daniel Mantovani de Nobelprijs voor de Literatuur toegekend, waarover de schrijver in zijn ontvangstspeech duidelijk maakt er niet per se blij mee te zijn. Deze prijs zorgt naar zijn idee voor een directe neergang in iemands creatieve carrière en aldus markeert deze dag het begin van zijn einde. Vijf jaar later lijkt die voorspelling te zijn uitgekomen of misschien heeft hij wel bewust zijn carrière gesaboteerd om zijn gelijk te krijgen. Hoe dan ook, Mantovani heeft niets meer geschreven van enige literaire waarde en is er ook niet bepaald toegankelijker op geworden. Hij wijst praktisch elk verzoek voor een lezing of interview af, ongeacht het prestige van de instantie achter de uitnodiging. Een ongebruikelijk bericht doorbreekt deze impasse: de schrijver krijgt het ereburgerschap aangeboden van Sales, zijn Argentijnse geboortedorp dat hij bijna veertig jaar geleden heeft verlaten voor een leven in Europa.
Met niets beters te doen besluit Mantovani op de uitnodiging in te gaan. Daarmee lijkt te worden aangestuurd op een typische feelgoodfilm waarin de hooghartige schrijver zijn creatieve en existentiële crisis overwint door in zijn geboortedorp opnieuw te verbroederen met het plebs waar hij zelf uit voort is gekomen. Daarmee is de kijker mooi op het verkeerde been gezet, want het loopt allemaal net even anders. Aanvankelijk lijkt er zelfs niet eens sprake van een conflict. Het hoofdpersonage is namelijk lang niet de tegendraadse zeurpiet die in de proloog werd gepresenteerd. Waar die persoon weinig op leek te hebben met andermans fratsen, treedt Mantovani in Argentinië met opvallend veel begrip tal van ongemakkelijke situaties tegemoet.
Daaraan is overigens geen gebrek. Het begint al wanneer Mantovani door een sociaal onhandige dorpsbewoner in zijn aftandse auto wordt opgehaald van de luchthaven. Wanneer de twee halverwege de rit naar het dorp op een verlaten landweggetje stranden met een lekke band, blijkt er geen reservewiel of mobiele telefoon aanwezig. De reactie van de chauffeur is uiterst laconiek: "Ze komen ons wel zoeken." Was dit een conventionele Hollywoodfilm geweest, dan zou de schrijver een hoop stampij hebben gemaakt over hoe deze kluchtige gang van zaken ver beneden zijn waardigheid is, maar Mantovani blijft bijzonder geduldig. Wanneer de chauffeur een vuurtje probeert te stoken, biedt hij zelfs een helpende hand door een pagina uit een van zijn meegebrachte boeken te scheuren.
Ook na zijn aankomst in het dorpje probeert Mantovani er maar het beste van te maken. Aldus blijft hij beleefd glimlachen wanneer hij tegen zijn zin wordt rondgereden op een brandweerauto (hilarisch overbodig geflankeerd door Miss Sales), om vervolgens in het buurthuis een kitscherige presentatie over zichzelf te moeten aanschouwen die op gepaste wijze wordt verstoord door een huilende baby. Dergelijke scènes contrasteren aangenaam met de Nobelprijsceremonie, die weliswaar tot in de puntjes verzorgd was, maar het de schrijver toch niet naar de zin kon maken. In het dorpje gaat het er allemaal wat onhandiger aan toe, maar wel met een zekere oprechtheid. De vraag is echter in hoeverre de lokale bevolking bekend is met Mantovani's werk en of men het op een intellectueel niveau kan waarderen. Is er echt aanzien voor hem als schrijver of wordt hij simpelweg rond geparadeerd omdat hij 'hun' bekendheid is?
Hoewel Mantovani zich aanvankelijk onthoudt van dikdoenerij, beginnen er gaandeweg steeds meer scheurtjes te ontstaan in de relatie tussen de schrijver en de dorpsbewoners, waarna er een onvermijdelijke escalatie volgt. Deze situatie wordt gevoed door de paradox dat de schrijver nauwelijks contact kan maken met de lokale bevolking, terwijl zij en het plaatsje de voedingsbron zijn geweest voor zijn volledige literaire oeuvre. Hij heeft er nooit willen wonen, maar het dorp heeft hem wel de creatieve inspiratie verschaft die zijn nieuwe continent heeft hem niet kon bieden. Wanneer hij iemand tegen zich in het harnas jaagt, krijgt hij de kritiek toegeworpen dat hij zijn geld bij elkaar heeft geharkt door zijn geboortedorp door het slijk halen. Een kleinzerig verwijt van een onderontwikkelde dorpsgenoot die geen kritiek kan hebben, maar mogelijk schuilt er een kern van waarheid in. Een stilstaande klok geeft immers ook tweemaal per dag de juiste tijd aan.
El Ciudadano Ilustre speelt aangenaam met veranderende kijkerssympathieën. Waar je aanvankelijk nog lijnrecht achter de schrijver zult staan, begint dat gaandeweg waarschijnlijk wat te schuiven. De beleefdheid waarvan hij zich bedient, blijkt immers een masker van waarachter hij kan schrijven wat hij wil en mensen van vlees en bloed kan degraderen tot figuranten. Mantovani weet in ieder geval zijn succes als schrijver mooi te relativeren door te erkennen dat zijn leven op allerlei andere vlakken is mislukt. Hij is dan ook niet per se een moreel rechtschapen mens, zoals blijkt uit een geestige scèneovergang. Wanneer een jonge lezeres zich uit bewondering aan hem opdringt, sputtert hij tegen dat hij oud genoeg is om haar vader te kunnen zijn. Het lijkt simpelweg een formaliteit; de scène gaat heerlijk zorgeloos verder nadat de seks heeft plaatsgevonden.