Proberen om dood weefsel tot leven te wekken is meestal geen goed idee. Er zijn genoeg voorbeelden in de filmgeschiedenis aan te wijzen, waarbij dit soort experimenten gruwelijk de mist in gingen. Bijvoorbeeld in Re-Animator, de cultfilm uit 1985, waarin een wetenschapsstudent een poging doet om zijn overleden docent uit de dood terug te halen. Als een verwijzing naar een dergelijke film wordt gemaakt, dan is dat natuurlijk niet voor niets. Ook in de sciencefictionhorror Life geldt deze referentie als een waarschuwing in koeienletters, al lijkt die bij de personages vooral aan dovemansoren gericht.
Life schiet opvallend vlot en spannend uit de startblokken. Tijdens de openingssequentie is te zien hoe de bemanningsleden van een ruimtestation alles in het werk stellen om een capsule op te vangen met een mechanische arm. Aan boord bevinden zich bodemmonsters van de planeet Mars, met daarin het allereerste bewijs van buitenaards leven in de geschiedenis van de mensheid. Die ontdekking wordt op de aarde breed uitgemeten en nauwlettend gevolgd door de wereldwijde pers, die zich massaal heeft verzameld op Times Square in New York. Aldaar krijgt een leerling de eer om de buitenaardse levensvorm te vernoemen naar haar katholieke basisschool: Calvin.
Hoewel Calvin aanvankelijk niet met het blote oog is waar te nemen en hij wordt gekweekt in een petrischaaltje, is de opwinding bij de wetenschappers groot. Want anders dan bij menselijke cellen, bestaan alle cellen in Calvins lichaam op hetzelfde moment uit een spiercel, een zenuwcel en een lichtgevoelige cel, waardoor hij in staat is om zich razendsnel aan te passen aan zijn nieuwe leefomstandigheden. Wanneer het organisme door een bizar ongeluk uit de kweekkamer ontsnapt, blijkt dat het niet zo vriendelijk is als gedacht. Het begint zich te voeden met het vlees van de astronauten en wordt daardoor met het uur groter, sterker en intelligenter.
Daarmee is de film van Daniel Espinosa behoorlijk schatplichtig aan Alien van Ridley Scott. Net zoals in laatstgenoemde sciencefictionklassieker maakt Espinosa voor zijn film dankbaar gebruik van de claustrofobische kamers in het ruimteschip en glibbert de buitenaardse ploert bij voorkeur door de mond het mensenlichaam in. Cruciale verschillen zijn er ook: de grondslag voor de personages is een stuk armoediger en het buitenaardse wezen verschijnt wel erg vaak in beeld. En dat terwijl de gouden regel voor de monsterfilm nog altijd is: hoe minder het monster wordt getoond, des te spannender het wordt.
Dat wil niet zeggen dat er geen spanning te beleven valt in Espinosa's film. Life werkt uitstekend op het niveau van een voorjaarsblockbuster. Het tempo waarin de luidruchtige gebeurtenissen zich voltrekken ligt aangenaam hoog, waardoor de film geen seconde te betrappen is op een inkakmomentje. De bemanningsleden (een wel erg maatschappijbewuste samenstelling van etniciteit en afkomst) krijgen voortdurend allemaal praktische problemen voor de voeten geworpen die passen bij een ruimteavontuur van deze omvang. Duidelijk is ook dat de makers het kunstje goed hebben afgekeken van Gravity van Alfonso Cuarón. De storm met ruimtepuin, de algehele cameravoering en de voortdurend aanzwellende soundtrack doen er in elk geval sterk aan denken.
Ergens onder de oppervlakte broeien interessante thema's over evolutie, de mensheid en de ethische kwesties die aan de wetenschap kleven, maar nergens komen deze ideeën echt tot bloei. Geen onoverkomelijk bezwaar, want daar is Life ondanks zijn titel ook niet het soort productie naar. Regisseur Daniel Espinosa heeft duidelijk de keuze gemaakt om van zijn film geen filosofische verhandeling, maar een ouderwets genietbare monsterfilm te maken. Met behulp van topacteurs als Jake Gyllenhaal en Rebecca Ferguson weet hij er in de laatste minuten zelfs nog een heerlijk gemene climax uit te slepen.