Pijnlijk, die openingsbeelden van A Street Cat Named Bob. Alle voorbijgangers lopen met een grote boog om straatmuzikant James Bowen heen. Met zijn smoezelige kleding, lange haar en onverzorgde baardje ziet hij er dan ook wat afgeleefd en onbetrouwbaar uit. Toch kan hij een aardig potje zingen, waarbij hij zichzelf begeleidt op een gitaar die zowat van ellende uit elkaar valt. Het kleine beetje geld dat hij bij elkaar weet te sprokkelen, besteedt hij niet aan voedsel, maar gaat op aan zijn heroïneverslaving.
Als dakloze junkie zwerft James Bowen 's avonds maar wat rond door de donkere steegjes van Londen, op zoek naar een plek om te slapen. Hoewel hij meerdere afkickpogingen heeft gedaan, wil het hem maar niet lukken om uit de buurt van zijn verslaafde vriendjes te blijven. Zo komt zijn straatmakker Baz om de haverklap om drugs of geld smeken en zijn de dealers nooit ver weg. Wanneer James zich voor de zoveelste keer laat verleiden tot een shot heroïne en hij de volgende dag knock-out wordt teruggevonden op straat, is de maat vol. Zijn maatschappelijk werkster biedt hem een woning aan (en daarmee een kans op een nieuwe start), onder de strikte voorwaarde dat hij een afkickprogramma gaat volgen.
Maar afkicken van de heroïne is natuurlijk niet zo één-twee-drie gedaan. Gelukkig komt er hulp uit onverwachte hoek, wanneer James een gewonde straatkat in zijn huis aantreft. De straatmuzikant besluit om met zijn laatste centen medicijnen te kopen voor het dier en hem te verzorgen tot hij is opgeknapt. Eenmaal fris en fruitig op zijn pootjes, wijkt de kat (die al snel de naam Bob krijgt), niet meer van James' zijde. Met zijn tweeën trekken ze de stad in om voor het winkelend publiek op te treden, waarbij ze al snel de aandacht van een grote groep mensen weten te trekken. Door YouTube-filmpjes raken ze zelfs ver buiten de landsgrenzen van Engeland bekend. Maar belangrijker nog: dankzij Bob krijgt James zijn leven weer op de rails.
Hoe onwaarschijnlijk de vriendschap tussen James Bowen en straatkat Bob ook mag zijn, het is wel degelijk een waargebeurd verhaal. Regisseur Roger Spottiswoode baseerde zich voor zijn film op de gelijknamige autobiografie van James Bowen, waarvan inmiddels ruim een miljoen exemplaren over de toonbank zijn gegaan. In de handen van Spottiswoode is zo'n ontluikende vriendschap tussen mens en dier wel toevertrouwd, zou je zeggen. Hij regisseerde eerder de misdaadkomedie Turner & Hooch, waarin Tom Hanks en een hond (ja, echt) moesten samenwerken om een moordzaak op te lossen.
In A Street Cat Named Bob is het opnieuw zoeken naar balans en de juiste toon. In de hierboven beschreven openingsbeelden raakt de film (lichtjes, héél lichtjes) aan het werk van filmmaker Ken Loach. De maatschappelijke verloedering en de desinteresse in de medemens zijn ook hier zichtbaar, maar slechts spaarzaam voelbaar. Spottiswoodes film is dan ook geen sociaal-realistische schets van het moderne Engeland, eerder een feelgoodfilm die regelmatig ruim baan geeft aan een hoop lauwe kattenkolder. Zo staat een scène waarin Bob op de vlucht slaat voor een stel honden in schril contrast met het overlijden van een drugsverslaafde op straat. Nadeel is vooral dat er te makkelijk wordt voorbijgegaan aan de ernst van sommige zaken, zoals de ontworsteling aan het harde straatleven en het gebruik van drugs. Hierdoor ontbeert A Street Cat Named Bob meer dan eens het dramatische gewicht, waarmee de makers écht indruk zouden maken. De conflicten zijn simpelweg niet hard genoeg, maar aaibaar.
Acteur Luke Treadaway maakt van James Bowen een aimabele vent en zijn behoefte aan gezelschap van zijn pluizige metgezel is nog best begrijpelijk. Het is daarom extra jammer dat de relatie tussen mens en dier zo knullig is verbeeld. De makers gebruiken veel point-of-viewshots (om de indruk te wekken dat we vanuit het perspectief van de kat meekijken) en een onbenullige geluidsband waarop gemiauw, gespin en gesnor te horen is. Het is een trucje dat totaal niet bijdraagt aan het creëren van een warme vriendschapsband.
Bovendien profiteert A Street Cat Named Bob wel heel nadrukkelijk van zijn uitgekiende releasedatum. De makers spelen meermaals in op het kerstsentiment, de ene keer succesvol, de andere keer minder geslaagd. Toch mag je er zo vlak voor de feestdagen vanuit gaan dat zelfs het meest cynische bioscooppubliek ontdooit en wat goedaardiger is richting de minderbedeelden. De verplichte verzoening tussen James en zijn vader levert in elk geval nog best een aardige scène op. Zulke momenten tonen aan dat Spottiswoodes film een hartverwarmende boodschap in zich meedraagt, ook al wil het geheel niet echt beklijven.