Bonte koraalriffen, pikzwarte afgronden en een wervelende warmwaterstroom in de oceaan vormen het decor voor de wanhopige zoektocht van anemoonvis Marlin naar zijn enige zoon Nemo, die door een duiker werd gevangen en vast zit in een tropisch aquarium in Sydney. Marlin is een neurotische angsthaas (dankzij de nodige persoonlijke traumas), die als het aan hem lag nooit zijn anemoon zou verlaten en die als de dood is voor de uitgestrektheid van de oceaan, en juist hij moet haar doorkruisen om zijn zoon te redden. Vergezeld door Dory (Ellen DeGeneres), een doktersvis met een defect kortetermijngeheugen, trotseert hij een club labiele vegetarische haaien, een oerwoud van dodelijke kwallen en een verblijf in de maag van een walvis, om uiteindelijk in Sydney terecht te komen. Daar krijgt hij hulp van een pelikaan (Geoffrey Rush), zodat hij kan doordringen in de tandartsenpraktijk waar Nemo uit zijn gevangenis probeert te ontsnappen. De film wisselt steeds tussen de bizarre, gevaarlijke reis die Marlin aflegt en Nemos leven in het aquarium, waar hij bevriend raakt met de geharde wimpelvis Gill (Willem Dafoe) en zijn komische sidekicks (waaronder een erg geestige zeester).
Op papier ziet dit concept er misschien een beetje flets uit, maar je kunt er bij het altijd inventieve Pixar van op aan dat het eindresultaat grappig, meeslepend, gepolijst en visueel spetterend zal zijn. Finding Nemo is al die dingen, en ook hier zijn de vele subtiele details, die ieder beeldje vullen, de krenten in de pap. Naast kleine verwijzingen naar eerdere Pixar-producties (vergeet niet de hele aftiteling uit te zitten!), de Terminator-films, The Birds, en Wallace & Gromit (aan wie doen die sinistere meeuwen je denken?), is Willem Dafoes gezicht prachtig herkenbaar in Gill en is het genieten van ontelbare hilarische figuranten. De voice-acting is weer eens vlekkeloos. En het ziet er allemaal méér dan schitterend uit. De breinen achter Pixar zijn zo goed geworden in hun illusionisme, dat het je niet eens meer opvalt hoe knap het is wat ze hebben gedaan.
Toch wordt Finding Nemo door twee dingen weerhouden van grootsheid: de wel erg voorspelbare Disney-moraal van het verhaal (Marlin leert zijn angst voor het leven en zijn overbeschermende houding tegenover Nemo los te laten), en het feit dat de hoofdfiguren bij lange na niet zo tot de verbeelding spreken als bijvoorbeeld Woody en Buzz uit Toy Story 1 en 2. Die personages waren instant klassiekers; Marlin, Dory en Nemo zijn dat zeker niet.
Dit alles in aanmerking nemende, is het zaak te onthouden dat dit een film is die bedoeld is voor het hele gezin, en niet per se voor recensenten die zich storen aan de dogmas van de Disney-formule. En Finding Nemo biedt absoluut superieur familievermaak. Voor iedereen die zich afvraagt bij welke film zijn of haar kinderen dit najaar helemaal weg zullen dromen, en iedereen die de behoefte voelt zichzelf onder te dompelen in een absolute feelgood-ervaring, is dit visuele feest de beste keuze.