Voor Michael Moore heiligt het doel de middelen. In zijn ogen is president George W. Bush een leugenaar, een dief (van het presidentschap) en een moordenaar, wiens kansen op herverkiezing zover mogelijk gereduceerd dienen te worden, op wat voor manier dan ook. Om zijn steentje aan dit doel bij te dragen heeft Moore zijn nieuwste film, Fahrenheit 9/11, als politiek wapen ingezet. De film, die in de VS alle verwachtingen (wat bezoekersaantallen betreft) heeft verpletterd, is een propaganda-instrument en kan alleen met een flinke dosis fantasie nog een documentaire worden genoemd. Journalistieke principes zoals hoor en wederhoor, en context, worden openlijk met voeten getreden om van Bush een karikaturaal portret te schilderen, een cinematografische spotprent waaruit George Junior als een compleet incompetente, gewetenloze joker naar voren komt. Of alles wat Moore in deze film naar voren brengt de waarheid reflecteert, is irrelevant geworden. De waarde en het belang van Fahrenheit 9/11 zullen worden bepaald door het politieke effect dat Moores propaganda sorteert, en door de vraag die iedere kijker zichzelf zal moeten stellen: heiligt dit doel inderdaad deze middelen?
De premisse van deze film is duidelijk: alles aan George W. Bush en zijn presidentschap is nep. Bush heeft zijn overwinning op Al Gore destijds op oneerlijke wijze verkregen en iedereen heeft hem ermee laten wegkomen. Aan het begin van de film zit één van de sterkste fragmenten, waarin voornamelijk zwarte leden van het Huis van Afgevaardigden proberen een officiële aanvechting van de kiesresultaten van de grond te krijgen. Slechts één handtekening van een senator is hiervoor vereist, maar geen enkele senator geeft thuis ook de Democraten niet. Eenmaal in het zadel gooit Bush er met de pet naar, al ligt er meer dan genoeg werk op hem te wachten. Hij krijgt zijn wetten niet doorgedrukt, de Senaat wordt een Democratisch bolwerk, zijn populariteit daalt, en wat doet de president? With everything going wrong, he did what any of us would do, sneert Moore in zijn voice-over, he went... on vacation.
En dan breekt 11 september 2001 aan. Iedereen zal onderhand hebben gehoord van de amateurbeelden waar Moore de hand op wist te leggen, waarop te zien is hoe Bush zeven minuten lang niets doet, nadat hij heeft gehoord dat het tweede vliegtuig zich in het WTC heeft geboord. Moore vergroot het gezicht van de president uit, zodat de verbijsterende leegte achter diens ogen onontkoombaar is, en levert de genadeklap door er een innerlijke monoloog bij te bedenken: Was it the guy [Saddam] my daddys friends delivered a lot of weapons to? Was it that group of religious fundamentalists [de Taliban] who visited my state when I was governor? Or was it the Saudis? Damn, it was them.
Dat is het startpunt van Moores eigenlijke exposé. Bush, zo betoogt hij, had helemaal geen zin om achter Osama bin Laden aan te gaan, vanwege de nauwe banden die al decennia lang bestaan tussen de families Bush en Bin Laden. De letterlijk honderden miljarden dollars, die door onder anderen de Bin Ladens in het Amerikaanse bedijfsleven én in de carrières van beide Georges zijn gepompt, hebben de Saoedis binnen de VS verzekerd van een vrijwel onaantastbare positie. Dus terwijl Bush deed alsof hij met een (veel te kleine) troepenmacht in Afghanistan achter Osama aanging, hield hij belangrijke Saoedis in Amerika de hand boven het hoofd en stond ze toe het land per vliegtuig te verlaten toen het Amerikaanse luchtruim officieel nog gesloten was. Stap twee voor Bush en het militair-industriële complex: het aangrijpen van alle schitterende kansen die door nine-eleven waren gecreëerd. Niet alleen kon de kunstmatig hooggehouden massahysterie over terrorisme worden gebruikt voor het doordrukken van de Patriot Act (een wet die in de naam van terrorismebestrijding de inperking van enkele fundamentele burgerrechten toestaat), maar met een beetje kwade wil kon het Amerikaanse volk er ook van overtuigd worden dat Osama en Saddam Hoessein twee handen op één buik waren. En lag de weg open naar een tweede Golfoorlog, die tot doel zou hebben om de immense Irakese oliereserves te ontsluiten voor wat Bush zelf de haves and have-mores noemt aldus Michael Moore. Zo kon het gebeuren dat een nationale tragedie werd misbruikt om Amerikaanse troepen een oorlog in te sturen, die zogenaamd werd gevoerd om Saddam zijn weapons of mass destruction te ontfutselen, maar in feite een afschuwelijke farce was.
OK, duidelijk genoeg. George W. Bush is een onbetrouwbare, door en door cynische klootzak zonder hersens. Ondanks Moores bewust eenzijdige portrettering van Bush, spreken de onnozelheid, de arrogantie en de oppervlakkigheid die de Amerikaanse president in deze film aan de dag legt voor zichzelf. En een boef als Rumsfeld verdient het om zijn gelul over de menselijkheid van zogenaamde precisiebombardementen geflankeerd te zien door beelden van uiteengereten Irakese burgers. Ja, de de wereld is waarschijnlijk beter af als Bush bij de komende presidentsverkiezingen het onderspit delft.
Maar dat Moore gelijk heeft over zijn president betekent nog niet dat Fahrenheit 9/11 een goede film is, wat ze in Cannes ook mogen beweren. Zoals gezegd is deze film geen journalistiek produkt, maar een politiek instrument: het is belangrijker een bepaald effect te sorteren, dan om het betoog feitelijk te doortimmeren. Waar de historische banden tussen de Bushes en de Bin Ladens aannemelijk worden gemaakt door middel van data, cijfers en documenten (het werk van schrijver Craig Unger), daar bestaat bijvoorbeeld het segment over de bewust gecreëerde angst voor nieuwe aanslagen geheel uit los zand. Want wat krijgen we te zien: een psycholoog die uitlegt dat mensen het eenvoudigst onder controle te brengen zijn als je ze bang maakt, afgewisseld met nieuwsbeelden van verschillende terrorisme-waarschuwingen. Kunnen we hieruit concluderen dat al die alarms nep waren, één en al sinistere manipulatie van de regering? Volgens Moore wel; iedereen met een beetje kritisch vermogen zal daar anders over denken. En wat illustreert de soundbite van Britney Spears (I think we should just trust our president in every decision that he makes) anders dan Moores uiterste selectiviteit in het tonen van voor- en tegenstanders van het regime?
Ook wanneer je de film beoordeelt als propagandamateriaal blijft hij niet zonder meer overeind. Moore heeft een aantal indrukwekkende verhalen te vertellen, met name dat van Lila Lipscomb, de trotse en patriottistische vrouw die haar familie beschouwt als part of the backbone of America, en die zwaar gedesillusioneerd raakte in haar regering nadat haar zoon in Irak sneuvelde. Weinig mensen zullen het droog houden bij het fragment waarin zij de laatste brief voorleest die haar zoon schreef, uiting gevend aan zijn eigen woede jegens Bush en zijn leugens. Maar talrijker zijn de ietwat nietszeggende segmenten (over een ondergesubsidieerde grenswacht, of over een bejaarde die de FBI op bezoek krijgt) die de centrale boodschap eerder vertroebelen dan ondersteunen.
Als spotprent scoort Fahrenheit 9/11 nog de meeste punten. Moore beschikt over een heerlijk venijnig gevoel voor humor en heeft in George W. zijn ideale slachtoffer gevonden: een zelfingenomen, leeghoofdige boerenlul die bij iedere poging om iets diepzinnigs te zeggen over zijn woorden struikelt. De manier waarop Moore de draak steekt met Bush cowboy-retoriek tijdens de jacht op Osama (Were gonna smoke him out!) is om je te bescheuren. Daar ligt de grote kracht van Michael Moore: in de overdrijving, de uitvergroting en de simplificatie.
Het probleem is dat Moore uiteindelijk niet wil dat die aspecten in ogenschouw worden genomen; hij afficheert Fahrenheit 9/11 voornamelijk als de uiteenzetting van een onaanvechtbare waarheid. Niet voor niets presenteert hij op zijn website een Factual Back-Up van de feitelijke beweringen in de film. Maar dat zijn feitjes kloppen doet niets af aan de eenzijdigheid van zijn verhaal, en vertelt je als kijker geen klap over de betrouwbaarheid van de conclusies die Moore trekt.
Fahrenheit 9/11 is een bot politiek slagwapen, en daarmee uiterst geschikt voor de Amerikaanse arena, waar nuance en objectiviteit kansloos lijken. Zoals het zich nu laat aanzien, is het mogelijk dat Moores film inderdaad van grote invloed zal zijn op de komende presidentsverkiezingen. Daarmee zou het een uiterst belangrijke film zijn. Maar een goede film? Nee.