Soms komt een klein wonder uit onverwachte hoek. Om een Portugees gesproken film over de sloppenwijken van Rio de Janeiro internationale bekendheid te geven moet je van goeden huize komen. Fernando Meirelles had met Cidade de Deus (City of God) dan ook een wurgend portret gemaakt van de Braziliaanse favelas, dat met tomeloze energie en geweld als een denderende trein over je heenraasde. Het is zon film om te koesteren, zo een die je enerzijds een groot publiek gunt, maar ook graag voor jezelf houdt. Maar Meirelles verwierf faam en ontving, zoals dat wel vaker gaat, alle visitekaartjes van alle bonzen uit Hollywood. Dat loopt meestal slecht af.
Als niet-Engelstalige filmmakers eenmaal voet op Amerikaanse bodem zetten en daar besluiten te kiezen voor het harde geld, zien we vaak van die talenten weinig meer terug. Dat uitgerekend John Le Carrés roman 'The Constant Gardener' op zijn pad kwam is puur toeval. De Britse regisseur Mike Newell vond het leuker zich te storten op de Potter-rage (hij maakte The Goblet of Fire) en zo kwam de weg vrij voor nieuwe namen. Het is in meerdere opzichten fraai dat Carré en Meirelles elkaar gevonden hebben. Met Cidade de Deus in het achterhoofd blijkt de roman, waarin niet alleen misstanden in derdewereldlanden aan de orde komen, maar waar ook een emotionele liefdesgeschiedenis aan vast zit, een kolfje naar zijn hand. De Braziliaanse filmmaker kon dus niet alleen zijn stijl behouden, maar ook zijn filmische uitdagingen verbreden. Daarnaast kun je gerust zeggen dat in menig handen het boek tot saaie en politiek brave cinema had kunnen leiden. Met Meirelles aan het roer werd het spannend. The Constant Gardener groeide uit tot een heus prestigeproject.
In politieke zin gaat het over Westerse farmaciebedrijven die met steun van de overheid medicijnen over datum in Afrika dumpen. Deze en ook andere pillen, waarvan het effect en eventuele bijwerkingen nog niet zijn uitgetest, worden onder het mom van aidsbestrijding uitgedeeld onder de bevolking - de ideale proefkonijnen natuurlijk. Carré verwerkte dergelijke feiten in zijn boek en ook op film is deze situatie pijnlijk overtuigend. Maar een film is geen boek en zo kreeg de liefde tussen de ingetogen Britse diplomaat Justin (mooi innemend spel van Fiennes) en zijn vrouw Tessa (Weisz), een doorgewinterde activiste, evenveel ruimte. Wanneer Justin hoort dat zijn vrouw bij een overval is overleden, is hij ervan overtuigd dat haar soms radicale houding haar dood tot gevolg heeft gehad. Ze was iets op het spoor en de aanvankelijk rustige ambtenaar, met zijn passie voor tuinieren, neemt het estafettestokje over om de klus waar zijn vrouw mee bezig was te klaren.
Door middel van flashbacks doet Meirelles de liefde tussen de twee tegenpolen uitvoerig uit de doeken. Zo groeit de gedachte dat Tessa haar man wel eens gebruikt zou kunnen hebben, om via zijn contacten over de grens haar rol als revolutionair te kunnen uitvoeren. Het zijn filmische keuzes die sterk uitpakken. Niet in de laatste plaats omdat we op die manier kunnen genieten van Rachel Weisz indrukwekkende optreden, als het personage dat eigenlijk al op pagina één/scene één het loodje legt. The Constant Gardener is daardoor ook meer geworden dan een droge aanklacht en heeft de emotionele kern die zo vaak in dit genre ontbreekt. Wie The English Patient te deftig vond en The Interpreter te correct, kan hier vol overgave zijn tanden in zetten. De uitkomst is dan wel niet verpletterend, maar raakt je ontegenzeggelijk. Mereilles blijft keurig trouw aan zichzelf. Zijn eerste uitstapje naar de grote, boze filmwereld blijkt een voltreffer.