De schaamteloosheid voorbij: Roberto Benigni komt terug met wederom een slapstickfilm tegen de achtergrond van een oorlogsgebied. In het schromelijk overschatte La Vita è Bella plaatst Benigni na vijftig minuten slappe komedie de hoofdrolspelers in de setting van een heus concentratiekamp, waarin de slapstick onverminderd verder gaat. Natuurlijk raakt het je, want daar is het per slot van rekening wel het decor naar. Helaas zagen velen dat aan voor kwaliteit en kon deze wansmakelijke tranentrekkerij op een enorme populariteit rekenen. Tien jaar later is Benigni terug met hetzelfde vieze recept, waarbij de holocaust is vervangen door Irak, waar nu nog dagelijks vele tientallen doden vallen. Een functionele setting voor een kloddertje slapstick hier en een dikke vette mokerslag kwijlerig sentiment daar.
Roberto Benigni is Attilio, dichter en docent poëzie aan de universiteit van Rome. Attilio droomt al jaren van een huwelijk met de liefde van zijn leven, maar zij ziet hem helaas niet zitten. In zijn slaap wordt Attilio geplaagd door een steeds terugkerende droom waarin Vittoria op hem wacht bij het altaar, maar hij alleen zijn onderbroek aan heeft. Hihihaha. Pluspuntje is dat we niemand minder dan Tom Waits piano zien spelen, maar helaas loopt het geluid totaal niet synchroon met het beeld, waardoor ook dat lichtpuntje wordt gesmoord. Eenmaal wakker geworden, is hij thuis bij zijn twee dochters, die hij steeds allerlei 'gekkigheid' wijsmaakt. Als hij niet thuis of op zijn werk is, loopt de dichter onophoudelijk achter zijn droomvrouw aan, waarbij Benigni helemaal los kan gaan met zijn klunzige gedrag, snelle babbel en verstrooidheid. Aan deze dromerige, met poëtische teksten verluchtigde periode komt echter een einde als Vittoria gewond raakt in Irak.
Irak, zei u? Ja, want ze schrijft namelijk een biografie over een in Parijs woonachtige Irakese dichter, gespeeld door Jean Reno, die bij het uitbreken van de oorlog terugkeert naar zijn vaderland. Zij volgt hem als biografe en raakt op de eerste dag ernstig gewond. Als Attilio hoort dat Vittoria betrokken is geraakt bij een bombardement begint het Benigni-circus van voren af aan met zijn specialiteit van de zogenaamde mistaken identity, die hij al zo vaak eerder gebruikt. Ditmaal doet hij zich onder andere voor als chirurg van het Rode Kruis om het land binnen te komen. En ja hoor: met de lach aan zijn kont omzeilt hij in plaats van de gaskamers nu heuse mijnvelden en bombardementen.
Tussen portretten van Saddam Hoessein door doet de dichter in Irak zijn best om het leven van Vittoria te redden door alles om hen heen positief te benaderen. De boodschap van hoop en de bekende goed-weer-show uit Benigni's La Vita è Bella wordt hier opnieuw schaamteloos opgediend alsof we zijn holocaustslapstick al zijn vergeten. Het verbaast dan ook niet dat de film enorm veel tijd uittrekt voor de scènes rondom het ziektebed, waardoor Vittoria in totaal een dik uur op sterven ligt. Want die tranen moeten natuurlijk wel blijven komen bij de kijkertjes.
Van Bagdad komt The Tiger and the Snow natuurlijk weer terug in Italië, en zoals bij zijn bedroevende voorloper is ook nu de aansluiting tussen de verschillende delen van de film slecht uitgevoerd. Het zijn hier drie verschillende episodes geworden, die samen geen goed verteld verhaal opleveren. Deze ongemakkelijke mix van realisme en slappe komedie is belegen en verdient geen navolging. Laat staan door dezelfde regisseur en acteur. Wat volgt in vredesnaam op deze film: slapstick in de verwoeste dorpen van Rwanda? Lekker dollen in de ontruimde Gazastrook? Van deze onderbroekenlol houd ik in ieder geval een heel slechte smaak over. Hopelijk houdt Benigni het hierbij en bouwt hij het niet uit tot een trilogie.