Poseidon
Recensie

Poseidon (2006)

Avonturenfilm zonder een grammetje overtollig vet.

in Recensies
Leestijd: 3 min 28 sec
Regie: Wolfgang Petersen | Cast: Josh Lucas (Dylan Johns), Kurt Russell (Robert Ramsey), Richard Dreyfuss (Richard Nelson), Jacinda Barrett (Maggie James) e.a. | Speelduur: 99 minuten

Wolfgang Petersen heeft het zichzelf voor zijn remake van The Poseidon Adventure (1972) niet al te moeilijk gemaakt. Het verhaal gaat over een groot cruiseschip dat midden op zee kapseist, waarna een handvol passagiers zich een weg naar buiten probeert te banen voordat het schip zinkt. En dat is precies wat we te zien krijgen. Poseidon doet zich nergens voor als iets anders dan een hap-slik-weg rampenfilm, en als zodanig is er weinig op aan te merken. Petersen staat hier aan het roer omdat hij als regisseur van Das Boot en The Perfect Storm wel raad wist met hachelijke situaties op zee. Hij volgt de filosofie van de gemiddelde pornoregisseur: hou het kort, geef de mensen waarvoor ze komen en zorg dat je betaald krijgt. Een eigen signatuur ontbreekt in deze film; voor een blockbuster met passie, karakterontwikkeling en romantische subplots moet je bij Jackson of Cameron zijn. Maar gegarandeerd dat je dan niet binnen honderd minuten weer buiten staat.

Bij Poseidon is dat geen enkel probleem, want de huizenhoge monstergolf die het cruiseschip uit de titel omkiepert maakt al binnen een kwartier zijn opwachting. Daarvoor zijn het schip en de hoofdpersonages kort aan ons voorgesteld en heeft Fergie van The Black Eyed Peas twee liedjes mogen zingen om te vieren dat het oudejaarsavond is. Je weet dan al wie er bij het clubje van (tijdelijke) overlevenden zullen horen: in ieder geval de stoere eenling (Josh Lucas), de leiderfiguur (Kurt Russell) en diens lekkere dochter. Misschien haar vriendje. Waarschijnlijk de depressieve homo (Richard Dreyfuss), die net op het punt staat overboord te springen als hij ineens een muur van water op zich af ziet denderen. Uiteraard, honderd procent zeker, de irritantste figuur op het schip: het ‘schattige’ jongetje dat om de haverklap gered moet worden. En hoe het de zelfingenomen gokker met de bijnaam ‘Lucky Larry’ vergaat, laat zich eveneens raden.

De ramp zelf wordt bevredigend in beeld gebracht. De digitale golf spoelt over het digitale schip heen, mensen worden als lappenpoppen door kamers gesmeten en verpletterd, gespietst of geroosterd. Het ziet er lekker chaotisch uit, maar echt schokkende momenten blijven jammer genoeg uit. Als de Poseidon eenmaal ondersteboven in het water ligt, vormt zich een klein groepje dat tegen het advies van de kapitein in de feestzaal verlaat en een tocht onderneemt naar de onderkant (nu de bovenkant) van het schip. De bedoeling is om via de schroefopeningen de buitenlucht te bereiken, maar de Poseidon is inmiddels veranderd in een half onder water gelopen, half in de fik staand survivalparcours.

Terwijl Lucas, Russell, Dreyfuss en de anderen in liftschachten klimmen en door ondergelopen gangen zwemmen, merk je dat zelfs het beetje achtergrond dat ze in het begin meekregen al teveel was. Josh Lucas moet van egocentrische loner natuurlijk uitgroeien tot een held die bereid is zijn leven te riskeren voor anderen, maar die omslag is gemaakt voordat je er erg in hebt. De alleenstaande moeder van het ‘schattige’ jongetje wordt in de eerste minuten neergezet als een zelfverzekerde vrouw, maar doet vervolgens weinig meer dan gillen en haar snotaap uit het oog verliezen. Alleen Dreyfuss heeft een aardig moment, waarin zijn levensmoeheid op een nogal wrange manier plaatsmaakt voor het besef dat hij nog lang niet dood wil.

Poseidon verloopt zoals gezegd vlotjes, iets te vlotjes eigenlijk. Het script stelt het clubje overlevers voor een paar netelige dilemma’s, maar die worden opgelost voordat wij kans zien om ons zorgen te maken. De laatste hindernis bijvoorbeeld, waarbij het gezelschap langs de nog altijd ronddraaiende scheepsschroeven moet zien te komen, is echt niet slecht gevonden. Maar Petersen heeft het geduld niet om de spanning op te bouwen, en geeft ons in plaats daarvan een beetje extra lawaai en visueel geweld. Tja, zo creëer je ook een climax. De keerzijde is alleen dat je als publiek onmogelijk gegrepen kunt worden door een film, waarbij de gejaagdheid en desinteresse van de maker in bijna ieder frame voelbaar zijn. In geval van schipbreuk, zo moet Petersen hebben gedacht, is het motto: ‘lange halen, snel thuis’.