Film is in eerste instantie een visueel medium. Er zijn weinig regisseurs die dat gegeven zo goed begrijpen als de Chinese Zhang Yimou. Hij liet in vroegere films zoals Raise the Red Lantern al zien wat voor een prachtige beeldcomposities hij kon vastleggen en hoe hij kleur daarbij uiterst effectief kon gebruiken. Toen hij in 2002 met het grootschalige kostuumdrama/martial-artsspektakel Hero op de proppen kwam, bleken zijn eerdere films qua uiterlijk slechts een vingeroefening. Deze visuele pracht kwam ook terug in het soortgelijke House of Flying Daggers en is nu ook weer te bewonderen in Curse of the Golden Flower.
Tussen de productie van deze twee films door maakte Yimou ook nog het kleine familiedrama Riding Alone for Thousands of Miles, maar deze film werd niet in onze bioscopen uitgebracht. Voor dergelijke films is er kennelijk geen markt meer, of alleen in andere circuits (op dvd bijvoorbeeld). Misschien heeft Yimou er daarom wel voor gekozen om in zijn derde visuele spektakel in vijf jaar zich minder op de gevechten te richten en meer op het persoonlijke drama van zijn hoofdpersonages. Dat betekent niet dat Curse of the Golden Flower geen spectaculaire gevechten bevat, maar er zitten simpelweg minder zwaardballades in deze film en de meeste bevinden zich in de laatste akte.
Net als in House of Flying Daggers situeert Yimou zijn verhaal in de laatste periode van de Tang Dynastie, toen deze door corruptie en oorlogszucht uiteen dreigde te vallen en slechts een schaduw was van zijn hoogtijdagen. Dat is terug te zien in de plot, waarin familieperikelen bijna tot de ondergang van het Chinese keizerrijk leiden. De keizer en keizerin vechten hun echtelijke ruzie namelijk niet uit met wat woorden, maar houden zich aan allerlei protocollen en uitgebreide ceremonies als voorbereiding op en onderdeel van het Chong Yangfestival. Ondertussen vergiftigt de keizer zijn gemalin langzaam, heeft zij al enkele jaren een clandestiene relatie met de kroonprins (de keizers oudste zoon uit een eerder huwelijk) en werkt zij haar eigen plan uit om de keizer ten val te brengen.
De keizer en keizerin betrekken hun kinderen, hun bedienden en uiteindelijk de toekomst van het gehele rijk bij hun ingewikkelde intriges, met de onthullingen van vele lang bewaarde familiegeheimen en uiteindelijk flink wat bloedvergieten als gevolg. Waaronder een enorme, indrukwekkende veldslag in het keizerlijk paleis, die zich met de beste veldslagen uit de filmgeschiedenis kan meten en een recente film als 300 doet vergeten. Andere gevechten zijn echter minder imponerend; het is duidelijk dat Yimous focus dit keer meer op de shakespeariaanse tragedie ligt, die veel weg heeft van een opera met oogstrelende kostuums en sets.
Yimou besteedt zoveel mogelijk aandacht aan het in beeld brengen van de decadentie van de keizerlijke familie. Veel goud en felle kleuren, en nog veel meer goud. Van de binnenplaatsen van de Verboden Stad, die volledig bedekt worden door duizenden rijen potten chrysanten, tot aan de kwistige gouden kostuums van de keizerlijke familie waar maanden aan is gewerkt: alles wat te zien is, is rijkelijk en kleurrijk gedetailleerd. Elk frame is werkelijk een lust voor het oog en verdient het om in zijn volle glorie in de bioscoop aanschouwd te worden.
Het zijn echter Gong Li en Chow Yun-Fat als respectievelijk keizerin en keizer die de film zo goed maken als hij is. In rollen die grootser dan het leven zelf zijn, maken hun blikken, gebaren, woordenwisselingen of juist stiltes het verschil. Zij tillen de film naar een hoger plan en maken er meer van dan slechts een feest voor het oog, waardoor Curse of the Golden Flower wederom een triomf voor Zhang Yimou is geworden.