Snackbar mag dan lijken op een documentaire, hij is wel degelijk gefilmd aan de hand van een script en in scène gezet. In de film volgen we een groepje Marokkaanse hangjongeren wier leven lijkt te bestaan uit doelloos voor de snackbar hangen: een beetje jointjes roken, ruzie maken en stoer doen. Hun inkomsten komen uit kleine criminaliteit: fietsen stelen en drugs verkopen. Wannabe-gangsters krijgen ze naar hun hoofd geslingerd van een buurtgenoot met de bijnaam Heertje. Deze Heertje is het mikpunt van spot van de jongens, maar die spot lijkt vooral door jaloezie ingegeven te zijn. Heertje is namelijk wél redelijk succesvol als crimineel.
De dagelijkse sleur van de jongens lijkt een uitzichtloze situatie. Ze zijn outcasts en lijken die rol wel best te vinden. De sociaalwerker van Marokkaanse afkomst die de jongens een kans op werk aanbiedt, valt hoongelach ten deel. Uitbater van de snackbar is de Turkse Ali, die gelijk als een soort vaderfiguur voor de jongens fungeert. Wordt het vechten? Ali springt ertussen. Heeft iemand problemen? Ali biedt een luisterend oor. Ali zelf heeft echter ook de nodige problemen. Hij is gokverslaafde en moet steeds vaker een greep uit de kassa van de snackbar doen om zijn eigen portemonnee bij te vullen. Maar als de rekeningen niet meer betaald kunnen worden, begint zijn vrouw argwaan te krijgen.
Meral Uslu is een Nederlandse filmmaakster van Turkse komaf. Ze heeft een groot aantal documentaires op haar naam staan, waaronder het met een Gouden Kalf bekroonde De Kinderen Van Mijn Vader uit 2005. Met Roos & Rana (2001) maakte ze haar eerste speelfilm voor televisie. Tijdens het draaien van de documentaire De Kinderrechter is ze zich gaan afvragen hoe die kinderen daar terechtkomen, wat uiteindelijk aanleiding gaf tot het maken van Snackbar, haar eerste speelfilm voor de bioscoop.
Het is een speelfilm, maar eigenlijk had Uslu liever een documentaire gemaakt. Omdat echte hangjongeren filmen volgens haar niet zou kunnen, werd gekozen voor acteurs. Als compromis putten de acteurs voor hun personages deels uit eigen ervaringen, en Uslu filmt deze jongens wel in documentairestijl; de registratie wordt hier en daar onderbroken door een interview. In deze interviews luchten de jongens hun hart: de één mist liefde van zijn ouders, de ander probeert zijn agressieve gedrag te verklaren. Marokkaanse hangjongeren zijn ook maar mensen, lijkt Uslu te willen zeggen.
Bewust velt Uslu geen oordeel over de jongeren; ze laat de kijker liever een eigen mening vormen, zo zegt ze in gesprek met de Filmkrant. En ze hoopt dat de kijker, net zoals zij, van de jongens gaat houden. Dat laatste wordt ons niet heel gemakkelijk gemaakt. Want ze mogen dan hier en daar hun gevoelige kant laten zien, erg sympathiek komen de jongens toch niet over: zo wordt één van hen die wel probeert iets van zijn leven te maken, weggezet als verrader. En Ali wordt achter zijn rug om beschimpt en uitgelachen als hij ruzie heeft met zijn vrouw.
Dat de film half documentaire, half speelfilm is breekt de film op. Snackbar is een dappere poging om een film te maken over jongeren die vaak onderwerp van gesprek zijn, maar die we zelden zelf aan het woord zien. Nieuwe inzichten doen we echter niet op. Een echte documentaire is het immers niet. Als speelfilm is Snackbar ook niet helemaal geslaagd. Het spel van de jongens komt naturel over doordat ze gebruik maken van eigen ervaringen, maar een vertelstructuur ontbreekt nagenoeg. Snackbar bestaat meer uit een aaneenschakeling van losse scènes. Zo is Uslu door het compromis dat ze sloot, toch haar eigen doelen voorbij geschoten.