Sprookjes zijn volksvertellingen die van generatie op generatie werden overgeleverd. Wat ze gemeen hebben is dat ze inspeelden op het (bij)geloof en basale angsten van de mens. Ze leren ons bovendien ook iets over moraal en het onderscheid tussen goed en kwaad. Op een goed moment besloten schrijvers als de broertjes Grimm om de verhalen op schrift te stellen. Het documenteren was slechts een momentopname. Zelfs van de bekendste sprookjes bestaan talloze versies, zelfs binnen de lezingen van genoemde schrijvers. Dat er niets mis is met het aanpassen van sprookjes aan de (moderne) tijd is wel duidelijk uit de vele sprookjesverfilmingen die de laatste jaren, veelal met een twist, op de bioscoopbezoeker worden uitgestort. Dat Jack the Giant Slayer een mengelmoesje is van Sjaak en de Bonenstaak en het bij de Britten bekende Jack the Giant Killer, is in theorie dan ook allesbehalve bezwaarlijk.
Dat is maar goed ook, want anders had Bryan Singer er nog een reusachtig probleem bij gehad. Zijn in een fictief koninkrijk gesitueerde actiesprookje gebruikt de afgezaagde plotmiddelen enkel om er actiescènes en matige speciale effecten aan te kunnen koppelen. Het wordt in de proloog nog wat opgeklopt door er een eeuwenoude strijd tussen mens en reus tegenaan te gooien. De titelfiguur van Singers verhaaltje is een wees die zijn paard (en niet zijn koe zoals in het oorspronkelijke sprookje) aan een monnik verkoopt in ruil voor een handjevol magische bonen. Jack komt bovendien in aanraking met de vrijgevochten en avontuurlijke prinses Isabelle. Hun eerste zoen (geef toe, dat is geen verrassing) wordt anderhalf uur uitgesteld doordat één van de wonderbonen onder het armoedige boerderijtje van Jack ontkiemt en zo de avonturiers toegang verschaft tot een reuzenrijk boven de wolken. Samen met Roderick, de machtsbeluste vertrouweling van de koning, en legerofficier Elmont verkennen Jack en Isabelle de nieuwe wereld.
Het is bijna niet voor te stellen dat Singers scenarist Christopher McQuarrie, in het verleden verantwoordelijk voor de schrijfsels van The Usual Suspects en Valkyrie, heeft meegetikt aan deze rommelige sprookjesbewerking. Het grootste mankement naast de tweedimensionale personages die zich volgens geijkte patronen slechts miniem ontwikkelen, is de kortzichtigheid die het scenario nekt. Jack the Giant Slayer is een aaneenschakeling van losse actiemomenten en heeft geen mooi afgerond verhaallijntje in petto. Wat betreft de personages is de minste tijd nog gaan zitten in het uitwerken van de oliedomme reuzen. Enkel hun formaat wekt enige afschrik. De voornamelijk door Bill Nighy van stem voorziene tweekoppige opperreus Fallon is nog het helderste licht van het stel. Uiterst lachwekkend en bovendien een zeer zwakke plotcomponent is de totale nederigheid die zich aandient zodra iemand een magische kroon opzet. De drager ervan krijgt de reuzen met gemak op de knieën.
Er zou op zich nog weinig mis zijn met Singers besluit om actie en avontuur te laten prevaleren boven een solide verhaal, ware het niet dat hij ook op het visuele vlak de plank dikwijls behoorlijk misslaat. Eigenlijk is de aan het knutselwerk van Robert Zemeckis refererende uitlegproloog, die zeer matige animatie probeert te verhullen door er een quasi-artistiek tintje aan te geven, al een heel slechte voorbode. Voor het vormgeven van de reuzen is gebruik gemaakt van de inmiddels zeer goed doorontwikkelde motioncapturetechniek die de filmkijker onder andere Gollem en de blauwe Avatar-wezens voorschotelde. Voor een actieavontuur als Jack the Giant Slayer dat zo sterk leunt op computereffecten kan een kijker die afknapt op de houterige animaties moeilijk verwend genoemd worden. Het grootste mysterie dat Jack the Giant Slayer echter omhult, is de betrokkenheid van Bryan Singer, die op de automatische piloot zonder al te veel creatieve input een bekend sprookje vernachelt.