Het belangrijkste wapenfeit van Pieter Kuijpers is nog steeds zijn speelfilmdebuut Van God Los, dat inmiddels alweer ruim een decennium achter hem ligt. Niet alleen de ruwe toon viel op, maar het was ook de eerste landelijke speelfilm die grotendeels in het Limburgs gesproken was. Kuijpers werd geboren in het Limburgse Tegelen en balt al zijn jeugdherinneringen van de jaren zeventig waarin hij nog een puber was samen in het melancholische Hemel op Aarde. Kuijpers doet daarmee hetzelfde als zijn inspirator Federico Fellini met Amarcord. Enigszins aangedikt en gedramatiseerd is het resultaat een bitterzoete recapitulatie van een Limburgse jeugd gedomineerd door de eerste verliefdheid, God en Grease.
In wat de boeken in mag als de eerste échte Limburgse speelfilm - een concept waarmee flink wordt gedweept en tot aan de aftiteling wordt doorgevoerd - maken we kennis met de burgerlijke en diepgelovige familie Geraedts. Vader Wiel zit in de elektronica en moeder Gertie past op het huis en vooral de goede zeden. Tussen haar vier muren geen viezigheid, zoals de nieuwste Emmanuelle, terwijl vader zoonlief Bart influistert dat het allemaal heel natuurlijk is. Het geloof is Bart stevig ingepeperd. Hij is misdienaar in de katholieke kerk van zijn oom Sef en zijn schoolgenootjes zuchten als ze het overdreven vrome en brave gedrag van Bart aanschouwen. Dan wordt het dorp verblijd met de komst van een Vlaams gezin, afkomstig uit de grote stad. Bart probeert vriendjes te worden met de zoon van het gezin, de brutale durfal Peter. Maar de jonge puber is nog meer geïnteresseerd in Peters zusje Moniek. Het meisje is ernstig ziek en Bart is vastbesloten om haar te redden. Voor Moniek is Bart bereid door het vuur te gaan.
Met de kennis van nu zou Bart een heel ander leven geleid hebben. We weten inmiddels van de keerzijden van het geloof en de bekrompenheid die hiermee gepaard gaat. En als Barts vader een psycholoog had bezocht zou hij het etiket manisch depressief opgeplakt hebben gekregen. Zelfs de economische situatie van nu klinkt door in de problemen die Wiel heeft met het vasthouden van zijn baan. De nostalgie wordt onder meer verbeeld in materiële zaken als de eerste camcorders en Monieks vader die een videotheek runt. Het tijdsbeeld dat Kuijpers hier schetst wordt verder versterkt door het weelderige camerawerk. Ondanks de treffende setting van een Limburgs gehucht in de jaren zeventig, heeft Hemel op Aarde iets universeels en tijdloos meegekregen. De christelijke religie mag in ons land wellicht op haar retour zijn, ze is makkelijk te vervangen door een andere moraal of zelfs andere wereldreligie die de jeugd probeert te beteugelen.
Hemel op Aarde is een weemoedig relaas van een eerste liefde en een jongeman die zijn gevoelens ontdekt en hier net iets te onvoorzichtig mee omspringt. Wat zich tussen zijn ouders afspeelt ontgaat Bart grotendeels; precies zoals het hoort voor jongens van zijn leeftijd. Toch wordt Bart gaandeweg wel degelijk verantwoordelijk gemaakt voor het gedrag van met name zijn vader. Dit leidt tot sterke dramatische scènes, waarbij hoofdrolspeler en debutant Bram van Schie de onschuld van zijn personage moet verruilen voor onterecht verantwoordelijkheidsgevoel. Bart pakt zijn jeugdige naïviteit pas weer op in de finale. Kuijpers vliegt in zijn apotheose wat uit de bocht en wendt zijn jeugddrama nog net op tijd af van te veel tranentrekkerij. Hemel op Aarde is niet alleen voor Limburgers en fans van Rowwen Hèze (die de muziek verzorgde) een gang naar de bioscoop waard. Het is een ontroerend jeugdportret over de wonderen van de eerste verliefdheid en genadeloze werking van het lot.