Paul Schrader zal bij het grote publiek voornamelijk bekend staan als de man die ooit aan het script stond van twee van Martin Scorseses grootste meesterwerken: Taxi Driver en Raging Bull. Een ijzersterke dubbelklapper die de beste man in de loop der jaren zowel als regisseur en als scenarist helaas nooit meer heeft weten te herhalen. Vooral sinds het nieuwe millennium kunnen zijn films voornamelijk nog op stevige bakken kritiek rekenen. Niet alleen van het publiek, maar nota bene ook van Schrader zelf. Zijn nieuwste film Dying of the Light kreeg naar verluidt een fikse bewerking van de studio zonder Schraders goedkeuring, waarop de filmmaker samen met uitvoerend producent Nicolas Winding Refn en acteurs Cage en Yelchin middels een inventieve T-shirtcampagne openlijk protest voerde tegen de film. Dat voorspelt niet veel goeds.
De film opent met een gewelddadige flashbackscène waarin undercover CIA-agent Evan Lake bevrijd wordt uit de handen van een islamitische terrorist. Twee decennia later mag Lake nog voornamelijk opdraven om de nieuwe rekruten patriottistisch toe te spreken en heeft hij enkel nog een lelijk litteken aan zijn oor als aandenken aan zijn verleden. Wanneer plotseling een tip over een specifiek medicijn opduikt, is Lake ervan overtuigd dat zijn voormalige gijzelnemer nog in leven is. De CIA ziet echter maar weinig in een nieuwe missie, dus trekken Lake en zijn jonge protegé Milton Schultz er op eigen houtje op uit.
Hun onderneming wordt bemoeilijkt door het gegeven dat er een speciale vorm van dementie bij Lake geconstateerd is, die kan leiden tot ongecontroleerde acties en vreemd gedrag. Het geeft Cage de ruimte om weer eens volledig over de top gaan voor een rol, vaak met een onbedoeld komisch effect ten gevolge. Zo ontspoort de acteur regelmatig in luide scheldkanonnades die vooral op de lachspieren werken en is er zelfs een opmerkelijk moment waarin Cage tijdens een gesprek plotseling stil blijft staan om aan een plant te ruiken. Hoewel de meeste - door Cage flink uitvergrote - symptomen zouden kunnen optreden bij een dergelijke hersenaandoening, komt de schijnbare willekeur waarmee zijn dementie toeslaat de geloofwaardigheid niet ten goede. Wanneer het plot het nodig heeft, is Lake scherp genoeg van geest om op terroristenjacht te gaan, maar wanneer het spannend moet worden, raakt hij opeens weer helemaal van het padje af. Op het ene moment struikelt Lake over simpele woorden, om niet veel later met ingewikkelde medicijnnamen te kunnen strooien wanneer hij zich als dokter voor moet doen.
Zo zijn er nog wel meer opvallende plotgaten die storend in het ogen springen, maar een groter probleem ligt bij de uiterst slordige montage. Vooral de scènes in het buitenland zijn erg rommelig en worden opgevuld met onscherpe overzichtsshots die uit een stoffige doos archiefmateriaal geplukt lijken te zijn. Hiervoor is waarschijnlijk de studio als hoofdschuldige aan te wijzen, aangezien de film na afloop nog van een volledige nieuwe bewerking en score voorzien werd. Dat is dan ook duidelijk terug te zien in het eindresultaat. Met een dik aanzwellende score en flitsende montage probeert men de tamelijk zinloze wraakmissie een stuk heroïscher te maken dan deze daadwerkelijk is. Ten eerste omdat Lake nu niet bepaald een heldenfiguur is, ten tweede omdat al snel duidelijk wordt dat de terrorist zelfs al jaren niet meer actief is en met een ernstige ziekte aan huis gekluisterd zit.
Ook het overbodige hergebruik van bepaalde flashbacks doet vermoeden dat er nog meer op de montagetafel is gesneuveld. Een dik aangezette speech over de Amerikaanse waarden komt in de finale nog een keer terug, waarmee de film afsluit met een vrij bedenkelijke moraal en een erg zwart-witbeeld van de CIA tegenover de islam. Schraders frustratie is daarmee wel te begrijpen, aangezien het niet waarschijnlijk lijkt dat de filmmaker deze boodschap oorspronkelijk voor ogen heeft gehad. Wat Schraders visie ook heeft mogen zijn, na afloop is het moeilijk voor te stellen dat in Dying of the Light ooit een goede film verstopt heeft gezeten.