De weg naar succes voor menig regisseur begint met het produceren van een veelbelovende kortfilm. Van daaruit kan de filmmaker een groter budget ophalen en zijn of haar eerdere werk uitbouwen tot een volwaardige bioscoophit. Soms kan het snel gaan: zo hield Neill Blomkamp aan zijn slechts zes minuten durende Alive in Joburg een samenwerking met Peter Jackson over, wisten Leigh Whannell en James Wan met een demo van Saw een miljoenenfranchise uit de grond te stampen en kon Damien Chazelle slechts een jaar na het uitbrengen van de eerste versie van Whiplash al meedingen naar een Oscar. Het zijn succesverhalen die we tegenwoordig steeds vaker terug zullen zien. Voor een beetje aspirerend filmmaker is er immers niet veel meer nodig dan een socialmediakanaal en een mobiele telefoon om een opstapje naar Hollywood te kunnen creëren.
Aan het rijtje kunnen inmiddels ook de gebroeders Jonathan en Josh Baker worden toegevoegd, al dient daar wel bij gezegd te worden dat het duo daarvoor al jarenlang ervaring had opgedaan met het regisseren van commercials voor grote merken. Desalniettemin wist hun eerste fictiefilm, een vijftien minuten durend scifi-mysterie rondom een tiener uit Harlem die een geheimzinnig pakketje met zich meedraagt (bekijk hem hier), het juiste publiek te bereiken. De film verscheen op de radar van Stranger Things-producent Dan Cohen, die wel potentie zag in het project. Niet de eerste de beste persoon dus, en zo maken de broers vier jaar later met Kin hun debuut in de bioscopen.
In deze uitgesponnen versie wordt het speelveld verplaatst van New York naar Detroit, de thuisstad van de veertienjarige Eli Solinski en zijn adoptievader. Wanneer Eli's oudere broer Jimmy terugkeert en nog geld schuldig blijkt te zijn aan een oude bekende, duurt het niet lang voordat de verhoudingen in huis op scherp komen te staan. Een onfortuinlijke samenloop van omstandigheden later bevindt Eli zich met zijn oudere broer en een geheimzinnig buitenaards wapen op de vlucht voor een bende drugsdealers, louche stripclubeigenaren en twee soldaten die erg veel weg hebben van Daft Punk.
Het is tevens het moment waarop het lijkt alsof er te veel nieuwe invloeden met het project aan de haal zijn gegaan, aangezien de Bakers al gauw niet meer weten welke richting ze in willen slaan met Kin. Zo wordt de film al gauw een warboel van verschillende genres, zigzaggend tussen science fiction, actie, gezinsdrama, young adult en een zwartkomische roadmovie. Natuurlijk hoeft niet elke film altijd even perfect in een hokje geplaatst te kunnen worden, maar de inconsistente toon die deze aanpak met zich meebrengt, gaat Kin steeds meer in de weg staan.
Die wisselvalligheid wordt eigenlijk nog wel het meest gereflecteerd in de cast, die niet alleen erg uiteenloopt qua kwaliteit, maar ook wordt bevolkt door acteurs die allemaal voor een ander type film getekend lijken te hebben. Waar Jack Reynor en Zoë Kravitz prima op hun plaats zouden zijn in een kleinschalige dramedy, komt een zichtbaar ongeïnteresseerde James Franco voornamelijk op dagen om zijn rol uit Spring Breakers nog eens magertjes over te doen. Dennis Quaid daarentegen neemt zichzelf dan weer bloedserieus in een lachwekkend optreden dat eerder een beroerd persiflage van Uncle Ben uit Sam Raimi's Spider-Man lijkt te zijn. Tussen al die verschillende invloeden is het knap dat de jonge hoofdrolspeler Myles Truitt nog vrij consistent weet te blijven, al is het jammer dat hij her en der toch een beetje overschaduwd dreigt te worden door de andere personages.
Kin is te omschrijven als een deels geslaagde oefening van de Bakers om een aantal verschillende stijlen af te tasten en te zien wat werkt en wat niet. Op z'n best is de film wanneer de relatie tussen Eli en zijn tamelijk onverantwoordelijke, maar welwillende broer Jimmy - het type dat zijn minderjarige broertje zonder blikken of blozen met een stapel bankbiljetten een stripclub in stuurt - aan bod komt, of het visuele vernuft achter een uitgebreide verzameling ingenieuze aliengadgets weten te leggen.
Het zullen vooral die technische kwaliteiten zijn die hebben geleid tot de keuze om de film naar de bioscopen te halen, al blijft dat besluit an sich toch vrij opmerkelijk. Met de relatief lage hoeveelheid special effects, de experimentele werkwijze en de aanwezigheid van twee relatief onervaren regisseurs, lag een Netflix-release misschien meer voor de hand. Niet in de laatste plaats omdat producent Cohen op dat zelfde platform al eerder succes wist te boeken, en er niet voor terugdeinst in de promotie van deze film ook even handig mee te liften op de populariteit van hitserie Stranger Things.
Een onverwachte plottwist in de rommelige finale onthult echter dat de betrokkenen ambitieuzere plannen in gedachten hadden voor deze film, en alvast hun hoop gevestigd hebben op het neerzetten van een potentiële franchise. Na deze op zijn zachtst gezegd instabiele opzet lijkt die wens misschien nog een beetje voorbarig, al zou het de Bakers wel gegund zijn. Hoewel Kin een hoop gebreken met zich meedraagt, verveelt de film zelden, en lijkt er genoeg potentie aanwezig te zijn om te vermoeden dat een vervolg beter uit kan pakken - zeker in een meer aansprekende setting met een aantal gedreven toevoegingen aan de cast. Nu maar hopen dit startschot genoeg aan de kassa's op kan halen om het allemaal van de grond te krijgen. Misschien dan toch maar een doorstart op de bekende streaming service?