Wes Anderson verbergt bijna zijn hele oeuvre al rauwe emoties onder een laag kunstmatigheid. Die emoties zijn meestal onderdrukte gevoelens van rouw, verlies en liefde, die uiteindelijk toch door het oppervlak heen breken. Wes Anderson presenteert in elk van zijn films een volledig gecontroleerde wereld waarin de controle die de personages zorgvuldig op hun omgeving proberen uit te oefenen, langzaam afbrokkelt. Dat levert prachtige melancholie en emotionele doorbraken op. Maar wat als de controle te ver gaat en de emotie te diep begraven wordt?
Na het perfect gebalanceerde meesterwerk The Grand Budapest Hotel schuifelde Anderson met Isle of Dogs en The French Dispatch voetje voor voetje die richting op. Asteroid City is zijn volgende stap op dat pad. Het verhaal draait om een kersverse weduwnaar en zijn vier kinderen in het woestijngehucht Asteroid City. Ze bevinden zich in een bombardement van leuke personages met grappige dialogen die even gortdroog zijn als de woestijn om ze heen. Er is te weinig ruimte en tijd om hun rouw te laten landen, zij beginnen pas net met het wegdrukken van hun emoties. Een doorbraak blijft uit.
Er blijft nog minder tijd en ruimte over door de dubbele raamvertelling waarin het verhaal is verpakt. Het is eigenlijk een toneelstuk en een verteller blikt terug op de creatie en productie daarvan in een pastiche van Amerikaanse televisieprogramma's uit de jaren vijftig. Zo ontstaat een extra laag waar de tedere, kwetsbare emoties van Anderson doorheen moeten prikken, maar dat lukt dit keer niet echt. Er zit te weinig ontwikkeling in het rouwproces en de metalaag is te dik.
Daardoor blijft Asteroid City wat afstandelijk, schuilt de emotionele lading onder de oppervlakte en mist de film de gelaagdheid van zijn eerdere, betere werk. De bovenste laag is grappig, prachtig vormgegeven en bomvol kleine details. Vooral de kinderen zijn bij vlagen hilarisch, en de volwassenen typisch aandoenlijk excentriek. De situaties waarin zij belanden zijn heerlijk absurd, van de bijzondere setting voor de uitreiking van een wetenschapsprijs voor geniale tieners tot het buitenaardse wezen dat per ongeluk alles op zijn kop zet.
Het hoofdverhaal in het titulaire dorpje is gefilmd in een pastel technicolor-imitatie, die het geel van de woestijn en het blauw van de lucht extra benadrukt. Een ode aan de films uit de tijd waarin het verhaal speelt, maar visueel zachter en verfijnder. De raamvertelling is in strak zwart-wit zoals televisie er toen uitzag. Beide hebben bijpassende beeldverhoudingen. De switch tussen de twee werelden voelt daardoor telkens als een onwelkome harde ruk van honderdtachtig graden. De scènes in de dubbele raamvertellingen zijn vaak individueel wel mooi en/of grappig, maar leiden toch af van de hoofdmoot. Uiteindelijk blijft vooral los zand over, dat wegwaait in de woestijn.