Suburbicon verschijnt vanaf deze week dan eindelijk in de bioscopen, maar heeft een flinke weg af moeten leggen om daar te geraken. Een eerste versie van de satirische zwarte misdaadkomedie werd al in 1986 op papier gezet door de gebroeders Coen, die met Blood Simple. net een uitstekend debuut af hadden geleverd. Toch belandde het script lange tijd in de ijskast. Door de jaren heen speelden de broertjes zo nu en dan met het idee om de film weer op te pakken, maar uiteindelijk was het George Clooney die zich als regisseur aanmeldde, na eerder in 2005 ook kort aan het project verbonden te zijn geweest. De enige voorwaarde was dat Clooney en zijn vaste scenarist Grant Heslov ook nog hun eigen toevoegingen aan het verhaal mochten brengen. Helaas pakken die nou net wat minder geslaagd uit.
Het originele uitgangspunt van Suburbicon begint met een plotselinge huiselijke invasie in een ogenschijnlijk keurige Amerikaanse buitenwijk uit de jaren vijftig. Twee overvallers houden een doorsnee burgergezinnetje, bestaande uit een vader, moeder, jonge zoon en inwonende tante gegijzeld, met een noodlottige afloop ten gevolge. Dit geeft het startschot voor een typische mix tussen gitzwarte komedie en suspense in de huiselijke sferen waar de Coens patent op hebben. Associaties met eerdere titels uit hun oeuvre, zoals Fargo,The Man Who Wasn't There of het eerder genoemde Blood Simple., blijven dan ook niet uit.
Het is een prettige bijkomstigheid dat Clooney als acteur al de nodige ervaring heeft opgedaan in het samenwerken met de gebroeders Coen, en hun stijl zonder al te veel moeite aan weet te meten. Dit is met name terug te vinden in het droogkomische spel van de hoofdrolspelers, van Matt Damon als zwijgzame en controlfreakerige huisvader Gardner Lodge tot een even vileine als naïeve dubbelrol van Julianne Moore als ogenschijnlijk ideale huisvrouw - wie anders zou er met zo'n overtuigende twinkeling in haar ogen kunnen verzuchten dat ze altijd al een protectoraat heeft willen bezoeken? Ook op visueel gebied levert cinematograaf Robert Elswit prima werk af, waarbij met name de ouderwetse filmnoir-elementen zoals het spelen met schaduwen leuk gedaan is.
Tot zover nog niet veel om over te klagen dus, maar het blijkt slechts de helft van het totaalpakketje te zijn. Clooney en Heslov combineerden het originele script van Suburbicon namelijk met een ander script waar ze toevallig al aan werkten, een biografie rondom de Afro-Amerikaanse familie Mayers, die in de jaren vijftig slachtoffer werden van een onophoudelijke serie racistische pesterijen van hun blanke medebewoners. Aanvankelijk nodigt dat uit tot geinige satire. Zo is de openingsscène opgezet als een typisch Amerikaans reclamespotje voor de idyllische buitenwijken van destijds, met een postbode die fluitend zijn ronde doet door een zonnige buurt vol vrolijk spelende kinderen. Wanneer hij aanbelt bij de nieuwe bewoners, en de gekleurde dame die de deur opent aangeeft niet de bediende, maar de vrouw des huizes te zijn, slaat de beste man haast stijl achterover.
Wat begint bij verbazing loopt echter al gauw uit op veel grotere misstanden: van het voortdurend herrie maken of scanderen van nationalistische liederen om het gezin zich ongewenst te laten voelen, tot het weigeren van klandizie in de plaatselijke supermarkt. Mevrouw Mayers laat zich echter niet kennen, en geeft geen kik. Dit is echter waar het begint te wringen. Dit verhaal lijkt niet helemaal op zijn plaats bij de zwartgallige toon van de rest van Clooneys film, en krijgt bovendien niet de volledige aandacht waarmee het verteld zou moeten worden. De Afro-Amerikaanse personages krijgen weinig diepgang mee, en hun verhaallijn lijkt nergens naartoe te werken: we zijn simpelweg continu op de achtergrond bewust van hoe het gezin continu wordt beschimpt, gekleineerd en gediscrimineerd, terwijl ze hun uiterste best doen om al het getreiter te negeren.
De gedachte om de twee films met elkaar te combineren is op zich nog wel enigszins te begrijpen. Clooney en Heslov uiten hun directe kritiek op de opgeschoten Amerikaanse bovenklasse die maar al te graag met hun vinger wijst naar bevolkingsgroepen met een andere huidskleur als de oorzaak van alles wat mis is in de samenleving, maar tegelijkertijd blind is voor alle problemen in hun eigen sociale kring. Met het gegeven dat door alle ontstane ophef over één Afro-Amerikaans gezin in de wijk letterlijk een huis verderop een compleet ontspoord moordmysterie onopgemerkt blijft, had die boodschap er niet dikker bovenop kunnen liggen. De perfecte, rustige, en vooral familievriendelijke buitenwijk zoals de bewoners die graag willen schetsen is slechts een dun laagje schone schijn over een hele donkere beerput aan narigheid.
Op de maatschappelijke kritiek die Clooney aan wil kaarten valt an sich weinig aan te merken. Helaas blijft racisme nu eenmaal een gevoelig onderwerp om te behandelen, wat in deze film toch wat ongelukkig uitpakt. Niet dat humor of satire per definitie de verkeerde middelen zijn voor dit thema (integendeel zelfs), maar die moeten dan wel op de juiste manier benut worden. In het geval van Suburbicon sluit de toon van het moordmysterie niet goed aan op die van de familie Mayers. Het blijft toch vooral duidelijk dat beide verhaallijnen pas in een later stadium bij elkaar zijn gegooid, en onder elkaars aanwezigheid te lijden hebben. De originele gedachtespinsels van de Coens komen er dan nog het beste vanaf. Hoewel Suburbicon de ongeschreven regel bevestigt dat de broertjes hun mindere schrijfsels graag aan andere regisseurs overlaten, blijft er alsnog een vermakelijk tussendoortje over, zolang alles wat met racisme te maken heeft voor het gemak maar even genegeerd wordt. Een ongemakkelijker kijkadvies kun je het publiek haast niet meegeven.