Voor de onwetende toeschouwer mag een sportwedstrijd weliswaar een ontspannen avondje uit zijn, achter de schermen draait het grotendeels om strategie en harde cash. Managers doen er alles aan om met hun financiële middelen een zo efficiënt mogelijk team bij elkaar te harken. Als speler leid je een onzeker bestaan. Je loopt de kans om midden in het speelseizoen te moeten verkassen naar een andere club, of, als je echt een pechvogel bent, werkloos thuis op de bank te belanden. In een wereld waarin geld zon grote onzichtbare rol speelt, is het maken van de juiste keuzes essentieel. De Amerikaanse auteur Michael Lewis schreef in 2003 een boek over de economie van het honkballen met de titel Moneyball.
Billy Beane is na zijn loopbaan als professioneel sporter aan het managen geslagen. De oud-speler is zijn geloof in de knowhow van directeuren, de raad van bestuur, coaches en spelers volledig verloren. Al hun beslissingen hebben tot grote verliezen en vernederingen geleid en de dwergclub Oakland Athletics moet het doen met een fractie van het budget van de grote tegenstanders. Na een verhelderend bezoekje aan een concurrent in Ohio besluit Beane het over een compleet andere boeg te gooien. Hij laat het betwetering econoompje Peter Brand overvliegen. Brand houdt er radicale ideeën over het samenstellen van het meest succesvolle honkbalteam op na. Op basis van statistieken en ingewikkelde modellen gooit Beane met zijn nieuwe assistent het roer om. Het management en de spelers bekijken de zaak met argusogen, maar de nieuwe tactiek lijkt wel eens te kunnen werken.
Je hoeft geen donder van honkbal te snappen om te kunnen meegaan in dit nieuwe project van de regisseur van Capote. Deze Bennett Miller maakt namelijk in korte tijd duidelijk hoe het eraan toegaat in het sportwereldje. Beane heeft heel wat balletjes en een flinke reputatie hoog te houden en dreigt herhaaldelijk flink op zijn bek te gaan. Uitermate spannend zijn de scènes waarin binnen vijf minuten en een paar telefoontjes moeiteloos een kwart van het team ingewisseld wordt. Dergelijke beslissingen moet je nemen zonder enige emotie, maar wel met het juiste onderbuikgevoel. Dat je eigen loopbaan hiermee wel eens in gevaar kan komen, is van ondergeschikt belang. Het spel van handjeklap en blufpoker moet je slim spelen, waarbij je altijd een paar zetten vooruit moet denken.
De mens Billy Beane speelt echter wel degelijk een rol bij al deze strategieën. Aanvankelijk waagt de algemeen directeur zich niet in de buurt van zijn spelers of het veld op de avond van een grote wedstrijd. Dit verandert geleidelijk als er meer voor Beane op het spel komt te staan. De momenten van handjeklap en grootspraak worden afgewisseld met verknipte flashbacks naar Beanes ontdekking en carrière als professioneel honkballer. Deze komen net als de scènes met zijn dochter wat gekunsteld over. Deze feelgoodmomenten zeggen door de snelle uitwerking uiteindelijk te weinig over het karakter van Beane. Pitt zet zijn personage neer met een gepaste dosis lef, zelfverzekerdheid en broodnodige arrogantie. Hij weet zich hierbij te omringen door een uitstekend acterende Hill en een net iets te bescheiden Philip Seymour Hoffman in een bijrol als trainer.
De fijnste sportfilms zijn vaak de films die niet echt over sport gaan. Moneyball is hiervan een schoolvoorbeeld. Met al het gemak van de wereld zijn parallellen te vinden met andere takken van sport, waarmee de laaglandse kijker wellicht wat meer affiniteit heeft. Millers wervelende biopic vertelt niet het afgezaagde verhaal van de underdog die zich een weg naar de top vecht, maar belicht de diplomatie en het spel erachter. Dat het allemaal nog echt gebeurd is ook, maakt het des te fascinerender.